Baths vergrendelt zijn demonen achter een glazen deur op ‘Romaplasm’

door Pascal Vandenberghe

“I left my life on the ground to dance with you in the clouds.” Het zijn woorden die je niet meteen zou verwachten uit de mond van een artiest die zijn vorige project nog de naam ‘Ocean death’ gaf. Will Wiesenfeld zegt het wél. Een lieflijke ‘Yeoman’ lijkt met die woorden als opener van ‘Romaplasm’ een album in te luiden dat diametraal staat tegenover het donkere ‘Obsidian’, terug dichter bij de avant-emojipop van debuut ‘Cerulean’ uit 2010.

Met ‘Obsidian’ gaf Will ons vier jaar geleden een inkijk in een grijsgrauw kamertje waar hij zijn onderhuidse frustraties verzamelde. Die zorgen kwamen nog meer bovendrijven na een gevecht met de e. coli-bacterie waardoor Wiesenfeld noodgedwongen maandenlang van zijn bed zijn vaste thuis maakte. ‘Ocean death’, de ep die daarop volgde, ging met zijn ruminaties over mortaliteit in ‘Ocean death’ en ‘Fade white’ nog een stapje verder. Deze zomer maakte Baths duidelijk dat die donkerte verdwenen leek te zijn. Will verzorgde onder datzelfde moniker waarmee hij getormenteerd “bury your body in my graveyard” zong in het themalied voor ‘Dream daddy’, een computerspel waar je als vader op zoek gaat naar andere vaders om mee te daten. Van een opmerkelijke koersverandering gesproken.

Anticon, het label dat Baths’ platen verdeelt, omschrijft Will Wiesenfeld op ‘Romaplasm’ als een moderne romanticus. “He confronts the gnawing chaos of life with a focus on beauty and the sublime.” Wiesenfeld is pessimist-af, een statement dat de singles in aanloop naar de plaat kracht bijgezet hebben. ‘Yeoman’ geeft in de eerste seconden nog een glimp van begrafenisblazers maar ontaardt snel in een schattig popliedje dat getuigt van een levenslust die we van Will niet vaak horen. De daaropvolgende kosmostrip die zich in ‘Extrasolar’ afspeelt onderstreept diezelfde levenslust en zet het nog eens in gele fluo met zijn rijke blokfluit-, viool- en pianotoevoegingen bovenop Wiesenfelds singulaire dynamische electronicabliepjes en knetterende bandruis. Het sprookje van ‘Abscond’ zet die lijn verder en voegt er nog een subtiele akoestische gitaar aan toe. Dat eerste drieluik op ‘Romaplasm’ is naast het toonbeeld van een blije Baths ook een muzikaal manifest van de boeiende drukte waarin Will zich op deze plaat begeeft.

Die drukte uit zich nog sterker in de hyperactiviteit van ‘Adam copies’, dan wel ten koste van vrolijkheid. “Become as fire” schreeuwt Will herhaaldelijk uit, de lans van Wills positiviteit wordt gebroken en existentiële kwesties komen op de voorgrond. Verder op ‘Romaplasm’ wordt het nog meer duidelijk dat die joie de vivre eigenlijk maar één tak is van Wills escapisme. De plaat staat immers bol van verwijzingen naar fantasiewerelden uit anime-series, games en boeken die dienen als setting voor de sprookjes in ‘Yeoman’ en ‘Extrasolar’. Die verwijzingen wendt Wiesenfeld ook aan om vanop veilige afstand doch intens zijn bekommernissen zichtbaar te maken. Dat wordt vooral helder in het manisch opgejaagde ‘Superstructure’ (“Metropolis won’t slowly welcome you”) of tegen de ruige pianotoetsen van ‘Wilt’, waar vertwijfeling en natuurreferenties elkaar versterken.

Het lijden en de zorgen vanop ‘Obsidian’ zijn dus verder verwijderd maar bijlange geen afgesloten hoofdstuk. Baths is verhuisd naar een fantasiewereld en nam zijn demonen mee. Die bevinden zich op ‘Romaplasm’ in een kamer met een glazen deur waar Wiesenfeld geregeld langs wandelt en even vaak blijft stilstaan. Op het mooie ‘Human bog’ staat die deur op een kier en treden Wills zorgen op hun puurst naar voren. De artiest worstelt luidop met de keurslijven die onze samenleving oplegt en hoe LGBTQ+ personen zich daarin navigeren: “I’m queer in a way that’s failed me, everyone alive live fuller lives than me.” ‘Out’ plaatst die gedachten met z’n intersectie tussen uitgaan en ‘out’ zijn op subtiele wijze in een blijere context: “Who are many of the men I’ve done? / What subtle hell are they born of?” zijn vragen die gesteld worden in de club, “to celebrate your stupid fate.”

Baths bekijkt zichzelf en zijn omgeving door te vluchten in de comfort van fantasiewerelden die hem een nuchter zelfvertrouwen geven. Dat werpt op ‘Romaplasm’ z’n vruchten af. Zo schetst de Amerikaan in al zijn eerlijkheid een bitterzoete kanttekening van zichzelf. Aan de hand van fleurige texturen en voorzichtige zang verkent Wiesenfeld binnen gevarieerde maar sterke experimentele popsongs hogere emotionele pieken dan voorheen.