Bibio keert terug naar bloesemende folkmelodieën op ‘Ribbons’

door Stan Pannier

Al anderhalf decennium weigert Stephen Wilkinson, alias Bibio, koppig om zich in een hokje te laten duwen. ‘Silver Wilkinson’ (2013) mengde folk met knisperende electronica, ‘A mineral love’ (2016) pakte uit met funk, terwijl laatste plaat ‘Phantom brickworks’ (2017) dan weer een heus ambient-epos was. Niet dat dat gejongleer met genres altijd even vlekkeloos verliep. Bibio’s muziek heeft bijvoorbeeld wel eens de neiging te verdwijnen naar de achtergrond: niet enkel zijn veel van z’n nummers instrumentaal, ook als de Brit zingt lijken zijn songs altijd wat in het ijle te zweven – je kan er nét niet bij. Pareltjes als ‘Dye the water green’ en ‘You won’t remember…’ herinneren echter aan het talent van Wilkinson, en dus is het telkens weer uitkijken naar nieuw werk. Zo ook naar ‘Ribbons’.

“Cherry trees in bloom / view from my living room”: ‘The art of living’ zorgt voor de natureingang, en zet zo de toon voor het vervolg van het album. Geen geruisloos voortschrijdende stukken als op ‘Phantom brickworks’ hierzo, ‘Ribbons’ baadt nagenoeg volledig in een poel van levendige, pastorale idylle. Bovendien blies Wilkinson voor worp nummer tien z’n liefde voor samples nieuw leven in en ging hij geluiden sprokkelen op het Engelse platteland: in ‘Curls’ kabbelt een beekje, kippen en koeien scharrelen rond in ‘The art of living’, en in minstens de helft van de songs weerklinkt getsjilp.

Dat vitale sfeertje werkt aanstekelijk, zeker voor het eerste handvol nummers. Prachtige single ‘Curls’ lijkt een bloeiend Hallerbos te dragen in zowel clip als klanken, ‘The art of living’ leunt zomers loom achterover en in ‘Watch the flies’ mogen de gitaar- en strijkermelodieën naar hartenlust bloesemen. Ook de woordeloze intermezzo’s mogen er zijn: ‘Ode to a nuthatch’ is gezellig krakende lo-fi waar de boomklever in kwestie zich best vereerd mee mag voelen, met opener ‘Beret girl’ zouden wij de uitdrukking ‘peis en vree’ kunnen uitleggen aan aliens. ‘It’s your bones’ is de eerste song die wat sombert, maar nog steeds te pruimen valt. ‘Erdaydidder-erdiddar’ is dan weer ronduit beklemmend, en klinkt als een middeleeuws feest waar akelige narren rondhangen –  wij houden het liefst bij een acte de présence.

Naarmate het album vordert, vervalt Bibio helaas wat in zijn oude kwaaltjes en glijdt ‘Ribbons’ weg richting muzak. ‘Frankincence and coal’ is meer schets dan song, het uitgesproken elektronische ‘Pretty ribbons and lovely flowers’ valt uit de toon en ‘Quarters’ is een niemendalletje. Het verval treedt ook in bij de zuiver muzikale interludes: waar die van daarnet nog desgewenst de betere documentaire zouden kunnen complementeren, hebben ‘Patchouli may’, ‘Valley wulf’ en ‘Under a lone ash’ gewoon aanvullend beeldmateriaal nódig, wegens te zwak om op eigen benen te staan. Bij ‘You couldn’t even hear the birds singing’ horen wij ten slotte enkel een schaduw van Slowdives ‘Sugar for the pill’.

Met ‘Ribbons’ sluit Bibio zowel aan bij ouder werk als bij oude kwalen: te veel songs zijn behang en muurbloempjes. Niettemin onthouden wij vooral het eerste deel van de plaat, dat barst van het leven en na de verstillende ambient van ‘Phantom brickworks’ best een verfrissende ervaring is.