Dan San dommelt in tijdens ‘Shelter’

door Sigi Willems

Een Kantonese bandnaam is doorgaans niet iets dat we veelvuldig tegenkomen in het Belgische muzieklandschap. De 6 Luikenaren van Dan San lijken daar verandering in te willen brengen. Dan San betekent ‘dank je wel’, al weten we niet zeker of we wel zo dankbaar moeten zijn voor ‘Shelter’.

Moderne folk is de noemer waaronder Dan San zichzelf classificeert en met die beschrijving zitten ze er boenk op. Qua geluid komen ze sterk in de buurt van hun grote voorbeeld Grizzly Bear, al klinkt Dan San nog net iets dromeriger. De albumcover geeft perfect de sfeer weer die de sound van ‘Shelter’ oproept: een schuilplaats van waaruit je melancholisch uitkijkt over het dromerige natuurlandschap. Het ontbreekt de lp echter aan degelijk songmateriaal om écht iets los te maken.

In opener ‘Red line’ wordt de melancholische toon meteen gezet. De achtergrondstemmen doen wat denken aan ‘Divine’ van Sébastien Tellier, de Franse inzending voor het Eurovisiesongfestival uit 2008. Laat je echter niet misleiden door het woord ‘Eurovisiesongfestival’; ‘Divine’ is best een guitig nummer en ook bij ‘Red line’ onderstrepen de synth-stemmen mooi de dromerige sfeer. De zachtere stukjes van de song worden dan weer gekenmerkt door een soort Ozark Henry-achtige samenzang, die veel minder kan bekoren. Helaas blijkt dat soort zagerige samenzang een terugkerend, zelfs kenmerkend deel te zijn van de lp.

Song drie, ‘The call’ genaamd, biedt gelukkig een streepje afwisseling wat de zang betreft. Een alt-J-achtige stem zorgt voor de eerste geslaagde vocale passage van de langspeler. Een andere constante doorheen ‘Shelter’ is de grote verscheidenheid aan synth-geluiden die in elk liedje nadrukkelijk de kop opsteken. Soms, zoals in ‘Red line’ en ‘Dream’, roepen de synths een gevoel van zon, zee en strand op, en wanen we ons even tussen Mario en Luigi op Koopa Beach. ‘Dream’ werd overigens terecht uitgekozen als single; de synths zorgen voor de nodige herkenbaarheid en tijdens de instrumentale passages doet het zo zelfs aan de Zuid-Afrikaanse dreampop van John Wizards denken. Jammer genoeg strooit de samenzang wederom roet in het eten en de combinatie van een Tame Impala-reflecterende synth en een akoestische gitaar werkt niet.

‘Ocean’ is een van de buitenbeentjes op de plaat; naast de gebruikelijke dromerige folk-sfeer sijpelt er ook een streepje tango en wals naar de oppervlakte. Gooi daar nog een vleugje harp en kerkelijke achtergrondzang bij en het resultaat is een bizar, maar intrigerend staaltje muziek. Ook het tweeluik ‘Nautilus I’ en ‘Nautilus II’ zorgt voor de nodige afwisseling met aan het begin een opzwepende akoestische gitaarriff die gaandeweg overgaat in een soort folk-noise en aan het eind openbaart zich zelfs een stukje future jazz in de stijl van GoGo Penguin. De vraag is echter: waarom plaatst Dan San daar met ‘Gone home’, ‘Up’ en ‘Somewhere’ nog drie eentonige, bijna slaapverwekkende liedjes achter, waardoor het een uitputtingsslag wordt om het album helemaal uit te luisteren?

Op ‘Shelter’ primeert sfeer al te vaak op deftig songmateriaal. Het werk telt elf nummers, waarvan ongeveer de helft de naam ‘song’ waardig zijn en waarvan er niet één langer dan twee minuten in je hoofd blijft hangen. Het geheel klinkt bijgevolg veel te eentonig om meer te zijn dan leuke, weliswaar originele, achtergrondmuziek om bij weg te dromen. Hopelijk kunnen ze live het tegendeel bewijzen.

Dan San speelt op 8 mei in het Koninklijk Circus in het kader van Les Nuits Botanique, samen met Andrew Bird en Carnival Youth (info & tickets).

Album verdeeld door PIAS/Jaune Orange