De eigenzinnigheid van Mark Kozelek bereikt extreme grenzen op zijn zelfgetitelde album

door Pieter D'Hooghe

Als je indertijd Breaking Bad gekeken hebt, ken je de aflevering ‘The fly’. Voor mij is dat het beste uur van de hele serie en bij uitbreiding zelfs het beste uur ooit uitgezonden op televisie. Voor anderen is dat echter de saaiste aflevering van het geheel. Een onbegrepen genialiteit die je enkel snapte als je volledig mee was in de wereld van Breaking Bad. Mark Kozeleks zelfgetitelde album moet zowat het muzikale equivalent van ‘The fly’ zijn binnen zijn discografie. Geen instapplaat, zelfs geen plaat die voor velen als ‘zijn beste’ omschreven zal worden. Fans kunnen echter wel genieten van Mark Kozelek in zijn puurste eigenzinnige zelve.

Er valt het een en het ander te zeggen over Mark Kozelek. Voor zij die hier zonder kennis aan beginnen; Mark Kozelek is een oude, blanke man uit Ohio die regelmatig zijn fans – en andere bands zoals The War on Drugs – door de mangel haalt, voor het schrijven van zijn lyrics hoofdzakelijk uit zijn eigen leven en omgeving put, verslaafd is aan boksen, ooit samen was met Rachel Goswell van Slowdive en nooit glimlacht. In de jaren negentig was hij deel van een band, Red House Painters, die – onterecht – nooit volledig doorbrak hoewel Spin Magazine hen ooit omschreef als “what My Bloody Valentine might sound like if the band could sing or write songs”. Na de eeuwwisseling besliste Kozelek het dan maar solo te proberen en in 2014 kwamen de spotlights ein-de-lijk op hem na de release van het fantastische ‘Benji’ als Sun Kil Moon. Op die plaat vertelt de man ongebreideld en in zijn emotionele maar eigenwijze stijl over familiekwesties, vrienden, boksen en haalt hij heel wat culturele referenties aan. Mocht je zijn werk nog moeten ontdekken: begin daar. Deze self-titled die hij onder eigen naam uitbracht is de meeste extreme vorm van eigenwijze Mark Kozelek die we tot nu toe voorgeschoteld kregen.

Het begint al bij de manier waarop de plaat opgenomen is. Geen cleane studio-omgevingen, wel verschillende hotelkamers in San Francisco met mobiel opnamemateriaal, enkele gitaren en looppedalen. Slechts één nummer, ‘Sublime’, krijgt spaarzame drumondersteuning van Steve Shelley – ex-drummer van Sonic Youth en vaste drummer bij Sun Kil Moon. In datzelfde nummer is er trouwens een tekstuele passage die aantoont hoe Kozelek de teksten voor deze plaat heeft geschreven. Wanneer hij op een gegeven moment niet meteen de juiste woorden vindt, zingt – of zegt – hij “I ran out of words just now, I’ll come up with something fast. That’s how I work, I don’t stick around with nothing long. Now I’m gonna borrow a line from 2Pac to keep things moving along. He said, “We don’t have the motherfucking luxury, to spend this much motherfucking time on this one motherfucking song”. Het is niet zozeer dat we zo’n dingen niet gewoon zijn van Koz maar het gehalte van de eerlijkheid op deze plaat is opvallend. Sommigen zullen dat zien als nonchalance of carelessness, ik zie het liever als eerlijkheid en kritiek op zijn eigen tekortkomingen. Dat is een aspect dat op veel plaatsen terug komt, zoals tijdens ‘Weed whacker’ – een psychologische notenkraker van een nummer waarin hij vertelt over die keer dat hij in een koffiebar zijn eigen muziek niet herkende wegens het hebben van een zonneslag – waarin hij zelf de vraag stelt of ie nu eigenlijk aan het zingen of aan het praten is en vaststelt dat het niet zo veel uitmaakt want “who the fuck am I, I’m just a guy making music for Spotify.”

Spotify keert nog een aantal keer terug terwijl een ontmoeting met Ariel Pink een hoofdrol krijgt in een van de verses op ‘The Mark Kozelek museum’, een nummer waarin de 51-jarige zanger nadenkt over wat er met zijn spullen – zijn gitaren, een gestolen kristal uit het huis van Jim Morrison etc – gaat gebeuren eenmaal hij het tijdelijke voor het eeuwige inwisselt. Maar eigenlijk is zijn hele discografie een museum van zijn leven aangezien devote fans na al die jaren heel wat weten over zijn familie, vrienden, seksleven, favoriete eten, boeken, films, muziek en zoveel meer. Deze keer gaat het echter zo ver dat zijn rants zeer onsamenhangend zijn en niet per se over een specifieke gebeurtenis gaan. Tijdens een van de hoogtepunten, ‘The banjo song’, beschrijft hij zowel het tot stand komen van de tekst als het dramatische verlies van de New Orleans Saints in de football play-offs als een ontmoeting met een man in Buffalo als een date met zijn lief Caroline in de moerassen waar het script van True Detective op gebaseerd is. Non-lineair. Hij geeft nog mee dat er helemaal geen banjo gespeeld wordt in het nummer maar wel een Yamaha met nylon snaren. Oh, hij heeft het ook over zijn klokkenverzameling en dat verklaart meteen waarom zijn gitaarspel het ‘tik-tok’ geluid van een klok lijkt na te bootsen. Heerlijk.

Het is duidelijk dat het Kozelek deugd heeft gedaan om zichzelf uit de studio te bevrijden. De teksten zijn stream of consciousness rants zonder te veel bullshit. Hij vertelt wat hij meemaakt, meegemaakt heeft maar staat niet stil bij de typische songstructuur waar een refrein en strofe elkaar afwisselen of tout court beiden aanwezig zijn. Muzikaal is alles uiteraard meer rudimentair dan op eerdere releases, al is het erg interessant om te luisteren naar wat Kozelek uit zijn gitaren krijgt met zijn kennis en kunde. In ‘Good nostalgia’ klinkt het alsof hij een middeleeuwse variant bespeelt terwijl het absurde ‘666 post’ – die twee nummers vormen trouwens een duo met eenzelfde verhaal vanuit twee perspectieven als link – opgebouwd is rond enkele harmonics. Vocaal haalt Mark nergens uit zoals hij dat nochtans wel kan. We steken dat op de dunne hotelplafonds die hij aanhaalt in ‘Weed whacker’. Opnemen in een hotel is ook rekening houden met anderen natuurlijk. Soms doet Kozelek dat naar eigen zeggen dan toch. Ergens op het album deelt hij trouwens ook mee hoe hij best aangesproken wilt worden door fans als ze hem herkennen. De live haat tegenover zijn fans zullen we dus maar als een stage presence ding zien, zeker? Ontmoetingen met fans leveren trouwens hilarische verhalen op. In het knappe ‘My love for you is undying’ beschrijft hij een ongemakkelijke encounter in een boekenwinkel. Zeker beluisteren.

Met een zin uit datzelfde nummer kan ik mijn relaas ook besluiten want Kozelek beschrijft deze plaat – en zijn ander werk, for that matter – eigenlijk het best: “though some may find my specifying agonizing and trying, long-winded and unsatisfying, others may find if hypnotizing, comforting and inspiring, relatable and consoling.” Ik zou nog duizend woorden kunnen schenken aan deze plaat en alle tekstuele verwijzingen, faits divers en dubbele lagen die er toch in kruipen – ‘Young Riddick Bowe’ gaat bijvoorbeeld over het door het leven gaan met nooit eindigende depressie, al zegt ie dat nooit letterlijk – maar soms moet je mensen zelf dingen laten ontdekken. Het is een aanrader, dat wil ik je nog even mee geven.