De psychedelische smartlappen van White Fence op ‘I have to feed Larry’s hawk’

door Nicolas D'Exelle

Naast compagnon van Ty Segall en rechterhand van Cate Le Bon bij de altrockband DRINKS blinkt de Amerikaan Tim Presley onder zijn eigen pseudoniem nog het meest uit. White Fence mag dan wel een groep zijn, de psychedelische cultheld knutselt voornamelijk op eigen houtje songs die afwijken van de doorsnee paddenstoelenrock.

Op z’n nieuwste langspeler is dat niet anders: Presley combineert ijle synthesizers met lo-fi gitaarwerk en klassieke melodieën in de traditie van David Bowie en consorten. Een recept dat werkt, ongeacht de samenstelling. ‘Phone’ is klassieke sixtiespop die teert op piano, terwijl single ‘Lorelei’ dan weer elektronische ondersteuning krijgt.

De onversneden rock-‘n’-roll van ‘Neighbourhood light’ dweept met The Rolling Stones, ‘Indisposed’ is doordrenkt met een Beatles-sausje en ook ‘Forever chained’ nestelt zich in diezelfde hoek. Een kolfje naar de hand van White Fence, dat het toch net dat tikkeltje anders doet. Alsof dronkenman Mark E. Smith duelleert met Marc Bolan. Het houdt gewoonweg steek in het universum van White Fence.

De titeltrack vat nog het mooist samen hoe White Fence op zoek gaat naar de grens tussen pop en avant-garde. Een zenuwachtige koortsdroom met subtiele, stijlvolle, maar bevreemdende instrumentatie. Ditmaal geen smartlappenpop, maar zorgvuldig opgebouwde geluidjes voor de nerds onder ons.

Presley kan dan wel een goede popsong kneden, hij slaagt er ook in om z’n klankenpalet gestaag uit te breiden. Het afsluitende tweeluik ‘Harm reduction’ is gortdroge krautpop met pulserende synthesizers. Voer voor trippers die niet vies zijn van een vleugje Kraftwerk. Progressie heet dat dan, en nog wel met de billen bloot. White Fence treedt met deze plaat niet uit de schaduw van de grootmachten der garagerock, maar de ambitie ligt dan ook elders. Esthetiek boven compromissen, en dat mag altijd zo blijven.