De valse bescheidenheid van Hand Habits en ‘Wildly idle’

door Filip Tyskens

Toen wij Meg Duffy voor het eerst aan het werk zagen, konden de voor de hand liggende woordspelingen met haar achternaam onmogelijk achterwege blijven. Als tourend lid van de band rond Kevin Morby maakte de wereld afgelopen jaar kennis met de stoïcijnse, overdadig kalme gitariste. Zo fel als ze snerende americanasolo’s uit haar Fender Stratocaster kan halen, zo beheerst blijft ze onder dat alles – alsof iedereen het zou kunnen. Die bescheiden houding weerklinkt ook op haar solodebuut onder de naam Hand Habits, al wedden we dat veel singer-songwriters hun strooien hoed of manbun zouden overhebben voor een plaat als deze.

Er staat absoluut niks op het spel op ‘Wildly idle’. De nummers meanderen rustig van hun begin tot hun einde, de echoënde gitaren verdrinken het geheel in een warme gloed van zorgeloosheid, en mocht het niets worden met deze solo-uitstap, dan kan Duffy altijd terugvallen op haar kunsten als gun for hire. Althans, die indruk krijgen we bij een eerste beluistering. Het is pas later dat deze verzameling slaapkamersongs hun schoonheid openbaren. Niets lijkt aan het toeval overgelaten.

Dat komt doordat Duffy de beginnersfase al lang ontgroeid is. Geen elfendertig samenraapsels van schetsen om een overhaast debuut vol te krijgen, wel een doorgedreven, uniforme productie die haar stijl ten volle moet ondersteunen. Haar stem klinkt urgenter dan je zou verwachten, het gitaarspel is van hoog niveau zonder dat in je gezicht te gooien, en er wordt succesvol geëxperimenteerd met impressionistische lappen electronica en drones. Zo houdt ze haar relatief lange nummers moeiteloos interessant en krijgen ze na een tijdje hun eigen karakter. Er is het wiegende refrein in ‘Sun beholds me’, de uitgesponnen solo in ‘All the while’, het einde van ‘Book on how to change’ of de waas rond het slaperige ‘Bad boy’.

Hand Habits kan staan voor het gevoel dat een muzikant krijgt wanneer hij of zij zichzelf betrapt op het automatisme dat in de handen is geslopen. Zo is te vaak dezelfde akkoordenprogressie of hetzelfde aanslagpatroon gebruiken de doodsteek voor iedere zichzelf respecterende singer-songwriter. Meg Duffy ontwijkt die valkuil voorlopig gezwind, en toont met dit sterke debuut dat ze haar bestaan als een Amerikaanse muzikante diep in de ogen heeft gekeken. Hoewel ze daar heel wat invloeden heeft gezien, komt ze er aan het eind van ‘Wildly idle’ helemaal als zichzelf uit en kan ze als een opwindende nieuwe stem in de hoek van Angel Olsen en Weyes Blood geplaatst worden.

Album verdeeld door Konkurrent.