De vijftig tinten suikerspinroze van Men I Trust op ‘Oncle jazz’

door Yannick Verhasselt

Dat YouTube nog steeds kan bestaan als doe-het-zelfvijver naast de zee aan muziek die wekelijks op Bandcamp verschijnt, is verrassend gezien de alsmaar veranderende algoritmes en regeltjes van de sociale media-gigant. Desalniettemin weten nog steeds jaarlijks enkele DIY-visjes zich door de mazen van de mainstream te jagen en op eigen houtje een indrukwekkende fanbase te vergaren waar platenfirma’s maar wat graag verlekkerd op azen. Op ‘Oncle jazz’ – inclusief heerlijk Franse tongval – verfijnt Men I Trust z’n klank naar een bijzonder consistente dubbelplaat die de groep zonder twijfel naar een nog groter publiek kan leiden.

Men I Trust heeft er nochtans een stevig parcours opzitten, met twee pogingen eerder dit jaar om de plaat uit te brengen en reeds twaalf (!) uitgebrachte singles sinds vocaliste en gitariste Emma Proulx zich in 2016 full time bij de band voegde. Dat eerste was pech, het tweede een bewuste keuze om fans te vergaren. Acht singles, tot in de puntjes afgewerkt en in vergelijking met de videoclips deels herwerkt, hebben het tot op het album geschopt.

Hoewel de hoeveelheid (24) en de gelijkende aard van de nummers, die alle grasduinen in fluister-, slaapkamer- en droompop, kan afschrikken, is het net die consistentie en homogeniteit doorheen de 70 minuten durende trip die de plaat zo sterk maken. Tegelijkertijd valt na verschillende luisterbeurten het rijkelijke vermogen in details op, terwijl we ons gaandeweg telkens door een andere tint roze wanen. Zo klinkt ‘Tailwhip’ als een intiem feestje voor twee waar Proulx verademing zoekt in de stad terwijl de gitaarlijnen in ‘Found me’ bordeaux uitziende postpunk dicteren en ‘Say can you hear’ voorzichtig mee de jaren tachtig in schuifelt.

De stiekeme knipogen richting deep house (‘Tailwhip’), pianomuziek (‘Poplar tree’) en fascinatie voor jazz-percussie (‘Alright’ en ‘Air’) vinden net zoals op vorige platen weer een thuis, al klinken ze op ‘Oncle jazz’ verfijnder en beter passend in het geheel. De groep probeert echter ook een aantal nieuwe dingen. Zo zorgt het gefunk tijdens ‘Slap pie’ en ‘Fiero GT’ in het midden van de plaat voor de leuke tint paars in Proulx’ droomwereld terwijl ze zich in ‘Pines’ voor het eerst aan akoestische gitaar waagt.

Toch bevat het album enkele mindere kantjes, zoals de bevreemdende interlude ‘Poodle of mud’ die ‘Something in the water’ inleidt of het prachtige ‘Tailwhip’ dat op het einde van de rit nogmaals onnodig terugkomt, deze keer weliswaar gestript van vocals. Verder is de associatie met liefdesplukker Mac DeMarco niet echt moeilijk te maken met songs als ‘Numb’, ‘I hope to be around’ of ‘Show me how’ – hoewel ze nog net een tikkeltje psychedelischer klinken. Desondanks levert Men I Trust met ‘Oncle jazz’ met succes zijn meest ambitieuze project af door ons in 24 nummers zowat elke tint roze te leren kennen en voelen.