Dead Meadow wekt oude schimmen op met ‘The nothing they need’

door Jelle Geuns

De druïden van Dead Meadow bewandelen al twintig jaar onder die naam onze aardkloot en vieren hun vergankelijke passage met de nieuwe langspeler ‘The nothing they need’. Het nam maar liefst een winterslaap van vijf jaar in beslag vooraleer de nieuwbakken creatie van de Amerikaanse stonerrockband met psychedelische bezweringen het levenslicht zag. Als het om Dead Meadow gaat, bezit iedereen wel een beetje profetische gaven zoals de Griekse zieners van weleer. Je weet namelijk precies wat zijn opwachting maakt op de plaat. Traditiegetrouw houden ze zich vast aan ruige en prikkelende acid-melodieën, waarin snedige riffs je allengs gidsen naar dromerige oratoria.

Jason Simon en co beginnen op goede voet in ‘Keep your head’. Zes minuten lang ravotten een logge baslijn en psychedelische riffs op onkuise wijze met elkaar. Simon’s ietwat gedistantieerde stemgeluid sijpelt vloeiend tussen de spleten van het bastion, waarna we naar goede gewoonte getrakteerd worden op een niet al te wispelturige gitaarsolo die nog een tijdje blijft natrillen. ‘Here with the hawk’ gooit het over een andere boeg middels taaie bluesrock. Halverwege veranderen de opgewekte snaarriedels in ruiger werk. De bulderende tonen doen zelfs even denken aan het hevigere oeuvre van Black Rebel Motorcycle Club. Ook het bravere ‘I’m so glad’ bedwelmt je met hetzelfde sfeertje.

Dead Meadow blijkt snel genoeg te hebben van het bluesy aura en maakt terug een plons in de woelige wateren van de acid stonerrock waarvoor ze bekend staan. Ze hakken erin door middel van een versneld tempo aan gitaarvonken in ‘Nobody home’, maar blussen die later door op de rem te staan. Perfect voor ‘This shaky hand is not mine’ om de draad weer op te pikken. Slome drums laten de riffs borrelen op een laag vuurtje, totdat de brommende snaren ontwaken uit hun roes. Het volledig instrumentale ‘Rest natural’ nodigt vervolgens even zoete saxofoonklanken uit. Ondanks de uitgerekte snaarstrelingen voelt het een beetje aan als een outro van Morphine.

De groep staat erom gekend langgerekte producties af te leveren en ze spelen hier dan ook vaak op in door het gitaarwerk verschillende tongvallen te laten spreken. Eilaas is dit niet het geval in het door bas gedreven en acht minuten durende ‘The light’. De woelige klanken die het nummer zouden moeten optillen, komen slechts een momentje boven water na verlangend wachten. Zo weegt een hamburger die snel verteerd is vaak ook niet op tegen de wachttijd in de rumoerige rij van een fastfoodzaak.

Om het woord ‘voorspelbaar’ niet in de mond te nemen, zijn er op ‘The nothing they need’ weinig nieuwigheden te bespeuren. Het is misschien de eerste keer dat er uitgesproken bluesrock de revue passeert, al duwen de broers op de plaat die neiging snel kopje onder.