Fat White Family keert gesterkt terug uit de malaise met ‘Serfs up!’

door Pieter Sips

Disco klonk nog nooit zo onheilspellend als op ‘Feet’, de single waarmee ‘Serfs up!’ begin dit jaar werd aangekondigd. De vijf minuten durende trip met vinnig snijdende strijkers vertoont al meteen een soort geraffineerde gelaagdheid waarvan we Fat White Family voordien nog niet al te vaak konden beschuldigen. Niet om te zeggen dat ze het er voorheen niet goed van af brachten, maar de Britse bad boys hebben duidelijk een transformatie ondergaan.

Fat White Family ging na hun ietwat slome tweede album ‘Songs for our mothers’ door wat je kan omschrijven als een “moeilijke periode”.  Hardnekkig drugsmisbruik ging gepaard met slechte gezondheid, gebrekkige communicatie en je occasionele knokpartij. Een en ander leidde ertoe dat gitarist Saul Adamczewski – die samen met frontman Lias Saoudi de drijvende kracht achter het project was – z’n koffers pakte en onder de noemer Insecure Men een voortreffelijke plaat uitbracht met de hulp van oude schoolmakker Ben Romans-Hopcraft (Childhood).

Dankzij die laatste kwam er meer stabiliteit in het door crack en heroïne ontregelde leven van een intussen afgekickte Saul en ook op muzikaal vlak hoorde je nieuwe popinvloeden, die leidden tot heldere songstructuren en aanstekelijke melodieën. Het verknipte karakter van de teksten bleef wel onaangeroerd, hetgeen voor de nodige weerhaakjes zorgde.

Bij Fat White Family, in tussentijd, nam Lias’ broer Nathan in afwezigheid van Saul diens rol van dictator over en werkten ze naarstig aan wat hun derde album moest worden. De plooien met Adamczewski waren na verloop van tijd gladgestreken, waardoor hij – met een rugzak vol nieuwe ideeën – terug bij de groep werd geroepen en het hele project in zijn plooi deed vallen.

‘Tastes good with the money’ trapt af met Gregoriaanse gezangen die een Middeleeuwse barbaarsheid van lang vervlogen tijden doet oproepen. Die is ook terug te vinden in de doldwaze, tongue-in-cheek videoclip, waarin een gastrol is weggelegd voor Baxter Dury. De glorieuze glamrock die erop volgt is dan weer wel wat makkelijker verteerbaar.

‘I believe in something better’ is nog zo’n tour de force die speels afsteekt met een op de heupen gerichte ritmesectie, om te eindigen met een angstaanjagende lawine van geluidseffecten. Inspiratie voor de tekst haalden ze door in het hoofd te kruipen van Ted Kaczynski (aka de Unabomber) – weer lekker controversieel dus. Ook de rollende basgitaar en industriële rave-synthesizers van ‘Fringe runner’ zijn er zeker niet naast en zullen menig concertzaal in lichterlaaie zetten.

Op tijd en stond mag de voet van het gaspedaal om het tempo er wat uit te halen. Zo doet het kinderlijk amusement van ‘Kim’s sunsets’ terugdenken aan Insecure Men. ‘When I leave’ ademt een luguber sfeertje uit en schreeuwt om als intro gebruikt te worden voor een grimmige dramaserie. ‘Oh Sebastian’ is een klein, ingetogen juweeltje en ook ‘Vagina dentata’ is erg aardig, maar mocht gerust nog wat langer duren en verder uitgediept worden.

Het maken van ‘Serfs up!’ mag dan misschien niet zonder slag of stoot verlopen zijn, het resultaat mag er zeker wezen. Fat White Family zet hier enkele grote stappen voorwaarts en mag zich verwachten aan heel wat nieuwe fans. Wie nog geen ticket heeft voor hun uitverkochte show in Botanique op 12 juni, kan hen twee weken eerder al aan het werk zien op Best Kept Secret.