Kapotte instrumenten troef op ‘Sport’ van Powell

door Michiel Dierickx

In een wereld waar conceptkunst en muziek hand in hand gaan, zie je al snel het bos door de bomen niet meer. Bizarre elektronische composities zijn eigen aan 2016, maar waar ligt de grens voor experimentele, muzikale samenraapsels precies? Dat is ongetwijfeld een van de eerste vragen die je jezelf stelt na Powell te ontdekken.

De Britse producer kondigde zijn debuut ‘Sport’ aan met een clevere stunt. Aandachtige voorbijgangers en muziekfanaten konden het e-mailadres van de artiest spotten op reclameborden in Londen en New York, waarmee Powell een Q&A over zijn nakende debuut op gang wou trekken. Een mooie verderzetting van zijn liefde voor reclameborden, die hij ook al inzette om een anti-electronica tirade van de legendarisch producer Steve Albini op de wereld los te laten. Uiteraard was dat allemaal onderdeel van het concept, want de reclameborden in kwestie promootten de video voor zijn single ‘Insomniac’, die op gesampelde vocals van Albini rust. De electronica-artiest zet zich succesvol in de markt – nu zijn muziek nog.

‘Sport’ is op zijn minst gezegd een conceptplaat pur sang. Denk aan grootmeester Nicolas Jaar die de allereerste ideeën voor zijn liedjes meteen op een album zou persen. Schaamteloos en met ontstemde synths. Daarom kan het vakkundige geknutsel van Oscar Powell je wat tijd kosten om te verteren. Hij verzamelt haperende instrumenten, jaren ’80 bleeps en oude drummachines en combineert ze tot een verfrissend en uniek geluid. Tegelijkertijd staat het debuut garant voor een turbulente, bij momenten vervelende luisterbeurt. Door de stugge intro ‘FiT_17’ vol snerpende synths en pure noise start het album meteen met een valse noot. Conceptueel interessant, maar muzikaal zwak. Het tussendoortje ‘Beat 20_194r’ is in hetzelfde bedje ziek. Een vermoeiend nummer dat breekt met het geheel dat de plaat in essentie moet vormen.

Wie ‘Sport’ in zijn geheel beluistert, vindt tussen de veertien nummers een mooi evenwicht tussen korte en lange experimenten. Toch moet de debuutplaat het van drie sterkhouders hebben, waar Powell af en toe zijn zin voor popmelodieën prijs geeft. ‘Frankie’ is een potentiële clubfavoriet met een hoog Radio Soulwax-gehalte en punksfeer. Meteen daarna volgt ‘Big keith’, een slordige topper met catchy sample en strijkers. Ook ‘Jonny’ is een knaller vanjewelste. Het meest toegankelijke liedje op ‘Sport’ zorgt met zijn bezwerende gitaarpartij voor een lo-fi sound die doet denken aan een gestript nummer van Nine Inch Nails. Toeval wil dat Jonny net halverwege de plaat voorbij stoomt, waar de kwaliteit van ‘Sport’ stokt.

Er valt veel te ontdekken op het debuut van Powell. Wie overvolle composities smaakt, vindt zeker zijn geneugten in het werk van de Britse producer.
De opflakkeringen en verrassingen zorgen voor een interessante plaat die iedere muziekliefhebber minstens een keer moet beluisteren. Desalniettemin zal het zelden je eerste keuze zijn wanneer je muziek in de huiskamer oplegt.

Album verdeeld door Beggars.