King Tuff kiest voor een ander bewind op ‘The Other’

door Jelle Geuns

De Amerikaan Kyle Thomas heeft zich over de jaren heen ontpopt als een vaste waarde binnen de eigentijdse garagerockscene door zijn persona King Tuff. Hij stootte immers Jack White van de troon der hitlijsten in 2012 met zijn tweede langspeler ‘King Tuff’, een volksverhaal dat weinigen hem voordeden. Daarnaast is Thomas dikke maatjes met die andere koning in het rijk van de garagerock: Ty Segall. Zo bundelden de twee al meermaals hun krachten en is Thomas een van The Muggers, de band die Segall’s ‘Emotional mugger’ uit 2016 mee op de kaart zette. King Tuff besluit anno 2018 echter om het vunzig garagerockzootje op te schonen. Op hun jongste plaat ‘The other’ verkiezen Thomas en zijn lakeien een verfijndere aanpak door psychedelische powerpop met een hoekje af te cultiveren.

Thomas gaf voor de release van het album toe dat de kroon wat zwaar begon te worden en ging koortsachtig op zoek naar een gedaantewisseling. Dat hij die innerlijke rust gevonden heeft, verraden de lustige orgeltonen en gitaarlijn in titelnummer ‘The other’. Een bezielende ballade als opener is per slot van rekening ongezien werk voor King Tuff. De gezette baslijn in ‘Raindrop blue’ laat vervolgens uitschijnen dat er garageriffs op komst zijn, al zetten de blazers en opgepepte synths die vermoedens om in een poppy stemming naar de trend van Becks laatste album. Ook ‘Psychostar’ springt mee op die kar, maar met een meer funky zegel eromheen.

Toch reikt de macht van King Tuff verder dan het demonstreren van radiovriendelijkheid. Zo doet ‘Thru the cracks’ een gooi naar zweverige countryrock, waarin scherpe gitaarklanken je meevoeren naar gelukzalige zomermomenten. Bijgestaan door gastzangeres Jenny Lewis gaat Thomas de filosofische toer op, met de nadruk op hoe snel de tijd vervliegen kan. Koester de luitjes die je op belangrijke momenten tegenkomt, predikt hij vervolgens in ‘Infinite mile’, dat gehuld is in een sixties vibe door zoete harmonicaklanken. Zeven jaar lang werd het nummer opgepot, totdat het eindelijk een plaatsje vond tot een van King Tuffs platen. Het tempo wordt opgedreven in ‘Birds of paradise’ middels de razende saxofoon van Mikal Cronin.

In ‘Ultraviolet’ lijkt het even alsof Dire Straits de controle heeft over de snaren. Elektrische gitaar, geladen met riffs uit de jaren ’80, maakt de weg vrij naar de meer geremde garagerockriedels van voorheen. Afsluiten doet King Tuff met wiegelied ‘No man’s land’, dat gebouwd is rond een suffe koers en tjokvol zit met spacey effecten en opgewonden synths. Je wordt eveneens getrakteerd op ongemanierde garagerockgitaar die de andere tonen niet kunnen wegmoffelen.

King Tuff 2.0 slaat zijn slag door uit een volledig nieuwe hoek te komen. In tegenstelling tot broeder Segalls laatste creatie, slaagt Thomas er beter in de vertrouwde garagerock te laten varen. Ook de teksten zijn betekenisvoller en laten de zatte feestelijkheden achterwege. King Tuff lijkt een heerser te zijn geworden die genoeg heeft van het hedonisme en klaar is voor een verse start.