Lip Service neemt zichzelf op ‘People’s people’ niet al te serieus (en dat is goed)

door Milena Maenhaut

Nonchalant, verrassend en aanstekelijk. Deze adjectieven zou je hieronder (te) veel lezen, ware het niet dat muziekjournalisten in spe leren dat een album geen schilderij is en je dus niet alleen maar met adjectieven mag strooien. ‘People’s people’ is de ambitieuze debuut-ep van het Gentse Lip Service.

Als ‘People’s people’ een persoon was, luisterde die vast urenlang naar Pavement. Als iemand daarop commentaar zou durven geven, zong die ‘Harness your hopes’ bij wijze van protest met de vingers in de oren. Die slacker-attitude brengt ons bij het eerstgenoemde adjectief. In de persfoto’s van Femke Fredrix (van Brussels electronicaduo Partners) zit humor, in de teksten ironie. Lip Service neemt zichzelf niet al te serieus, en zo hebben we artiesten graag. Een lippendienst of lip service betekent zowel in het Nederlands als in het Engels iets steunen zonder het te menen. Het omgekeerde van practice what you preach, dus. Maar het album is niet een en al lichtvoetige nonchalance. De twee laatste nummers ‘Pretty sure’ en ‘Hard shoulder’ hebben een andere toon. De slackerrocker haalt de vingers uit de oren en draagt het hart op de tong. Achter alle nonchalance en ironie schuilt ook twijfel: “my bravery is wearing thin”, “the future won’t last long” (‘Hard shoulder’).

De veelzijdige stem van frontman Kasper Cornelus leidt je door de eigenwijze opbouw van de nummers. In ‘As if I haven’t heard that song’ adopteert hij de stemkleur van britrockers à la Pete Doherty. Zo manoeuvreert Cornelus tussen erotiek en dreiging, arrogantie en melancholie. Even later draagt hij de volledige emotie van het nummer, tot de stem en begeleiding in noisy experiment opgaan. Dat laatste gebeurt ook in ‘Out of place’ en vooral in ‘Hard shoulder’. Die nummers kunnen dan wel beginnen zoals vele indierocksongs uit de jaren ‘90, de experimentele opbouw maakt de nummers verrassend complex.

Cornelus’ kopstem gaat op en neer en de gitaar drupt van reverb: ‘As if I haven’t heard that song’ begint. De intro leidt in eerste instantie tot sceptische wenkbrauwverplaatsingen, maar even later zing je zo theatraal mee dat je even gegeneerd om je heen kijkt – ‘As if I haven’t heard that song’ is trouwens niet de enige plek op het album waar dit gebeurt. Eenzelfde scepticisme stak even de kop op wanneer de duetjes in ‘Hard shoulder’ ons terugbrachten naar toen de band – en het grootste deel van onze redactie – nog een beugel droeg, Joepie las en man/vrouw-duetjes van Rihanna the next new thing waren. Opnieuw behoorlijk misplaatste twijfel: Lip Service daagt je uit en steekt aan. Adjectief nummer drie.

We hebben dan wel in vijfhonderd woorden zes nummers geanalyseerd, uiteindelijk laat Lip Service ‘People’s people’ klinken alsof ze er allemaal niet zoveel over nagedacht hebben. Zoals ze journalisten in spe leren: om een tekst nonchalant te laten klinken, moet je er net meer talent en moeite in steken. En dat is wat ‘People’s people’ onderscheidt.