Lucy Rose gaat helend te werk op ‘No words left’

door Céline Tronquo

Lucy Rose startte ooit haar carrière als achtergrondzangeres bij Bombay Bicycle Club. Al snel bleek dat ze meer in haar mars had, en niet veel later ging ze haar eigen weg. In haar solowerk schrijft Rose over elementen die haar bezighouden of waar ze mee worstelt, en gebruikt daarbij muziek als een vorm van therapie. Zo ligt op ‘Work it out’, haar tweede album, vooral de focus op de veranderingen die ze als persoon doormaakte. Ook voor ‘No words left’ ging ze op introspectie en beschrijft ze de mentale problemen waar ze het afgelopen jaar mee geconfronteerd werd.

Starten doet Rose met ‘Conversations’, waarin ze al onmiddellijk contradictorisch te werk gaat: “conversation don’t come easy, but I’ve got a lot to say. Het nummer beschrijft een relatiebreuk waarbij je enerzijds uitgepraat bent en anderzijds nog met enorm veel vragen zit, vragen waar nooit een antwoord op zal worden gegeven. Iedereen die al in deze situatie gezeten heeft, herkent zich in de stortvloed aan vragen die Rose de hele tijd afvuurt. Om de gevoelens die ze oproept kracht bij te zetten, maakt ze gebruik van strijkers en een akoestische gitaar die bijdragen tot een flinke dosis melancholie.

In ‘Solo(w)’, dat op sommige momenten in een ballad van Kate Bush lijkt te vervallen, reflecteert de Britse over een vluchtige relatie/flirt waarbij het gevoel van eenzaamheid blijft overheersen. Ondanks dat Rose er niet alleen voor staat, kan ze geen steun vinden en blijft ze zich verder afzonderen. Met ‘Treat me like a woman’ haalt ze het #MeToo-tijdperk aan, waarbij de artieste verkort uitlegt wat het alledaagse seksisme inhoudt: “It’s about sexism minutely infiltrating life from all angles all the time / But because we’re used to it, we’re unaware of it in a way but also aware of it because it changes the way you see yourself / It’s a whole society thing, it’s everywhere, it’s living and breathing in absolutely everything we do on a smallest thing.”

Het hele album gaat terug naar de basics, waarbij het zich beroept op enkele simpele akkoorden die op een akoestische gitaar gespeeld worden en verder ondersteund worden door een piano. Simpliciteit viert hier hoogtij en meer heeft de stem van Lucy Rose niet nodig. Ze komt breekbaar over en treft je tot op het bot. Dat er hier en daar een traantje wordt gelaten, is geen uitzondering.

‘Song after song’ kent een tempo dat vrolijker en minder melancholischer is in vergelijking met de rest van de songs. Rose wordt geconfronteerd met een kant van zichzelf die het beter wil doen, terwijl de rest van haar lichaam niet wil meewerken. Hierdoor verkeert ze in een mentale tweestrijd met zichzelf. Met deze tegenstrijdigheid sluit het album af, dat op vele vlakken in contrast staat met zichzelf. Eveneens toont het ook dat het hebben van mentale problemen een continue strijd is en vol zit met tegenstellingen.

Hoewel Lucy Rose claimt dat ze niet veel meer te zeggen heeft, doet ze dat net wel. Het album is zwaar beladen en emotioneel op meerdere vlakken. Desondanks roept het vooral begrip en troost op. Vroeger verkocht Rose thee op haar concerten, wat niet geheel absurd is: haar muziek is immers het best te beluisteren met een warm kopje thee in de hand.

Lucy Rose speelt zaterdag 4 mei in de Ancienne Belgique (info & tickets).