Meer eclectische eigenzinnigheid op ‘Master of the universe’ van King Gizzard & The Lizard Wizard

door Gilles Dierickx

Is rock-‘n-roll dood? Mocht daar iets van aan zijn, is dat ondertussen voor de elvendertigste keer geopperd. Misschien is het relevanter om te vragen wat gitaarmuziek nog spannend houdt, in tijden waarin ooit alternatieve radiozenders zich volop confirmeren aan de mainstream en festivals liever podia schrappen dan nog ietwat uitdagende genres te blijven programmeren. En daarop is eigenlijk een heel eenvoudig antwoord te geven: al een paar jaar komt de interessante wind doorheen het wereldje van een Australisch zootje ongeregeld, dat de langste naam draagt in de geschiedenis van de garagerock en productiever blijkt dan vier Ty Segalls en tweeënhalve John Dwyer samen.

Meteen wat bewijs voor die laatste stelling: dit jaar beloofde King Gizzard & The Lizard Wizard vijf (5!!!) albums uit te brengen. Het ziet ernaar uit dat ze woord houden: na de etnisch geïnspireerde lofi psych van ‘Flying microtonal banana’ is het alweer tijd voor nummer twee, en die gaat als ‘Murder of the universe’ door het leven. Geen al te luchtige naam, maar het is dan ook een serieuze hap – eind mei kregen we in Wilde Westen al een mooi idee van hoe dat plaatje zou klinken: voortsurfend op de vibes van ‘Nonagon infinity’ uit 2016 draait en keert het zevenkoppige collectief zich doorheen allerlei thema’s, refreinen en melodietjes, om tenslotte als een venijnige hagedis in z’n eigen staart te bijten en zo meerdere muzikaal vicieuze cirkels af te leveren.

‘Murder of the universe’ bestaat uit eenentwintig nummers verdeeld over drie op zichzelf staande gehelen. Overdaad schaadt? Zeker niet, want dat zijn weliswaar telkens kleine stukjes, afwisselend ‘Altered beast’ en ‘Altered me’, tot een deel ‘IV’ toe. Geregeld omfloerst met een bizarre vrouwelijke orakelstem knalt het lange progrocknummer als een op hol geslagen paard steevast rechtdoor. Hier en daar een schel solootje, dan eens wat mondharmonica, maar vooral veel donkere, simpele riffjes en de dynamische stem van Stu McKenzie over kordate, hoekige drums. Gizzard ten voeten uit; uniek en intens.

Tiens, is dat nu het deuntje van ‘People vultures’ dat het tweede luik aftrapt? Dachten wij dat dat louter een live-handigheidje was, keert de band ook op plaat terug in z’n discografie. Dat bedoelen we dus met interessant en spannend, liefste lezertjes. De Australische wizards verrassen je zelfs wanneer je denkt dat je ze door en door kent: die ‘infinity’ in ‘nonagon’ mag je dus gerust letterlijk nemen, zelfs tekstueel op ‘Lord of lightning’. Qua tempo schakelde de band nog geen millimeter terug, en die wispelturige hitsigheid die ook ‘The balrog’ kenmerkt, hoorden wij enkel maar bij Hawkwind. Weetje: die band heeft een nummer dat ‘Master of the universe’ heet. Connect the dots.

Vreemde, bezwerende sferen vervolgens in de intermezzo’s ‘Floating fires’ en ‘The acrid corpse’, waar die orakelvrouw steeds vaker het woord grijpt. Op den duur begint dat een beetje zeurderig te worden, geven we grif toe. Op plaat drie neemt op de koop toe een mannelijke robotstem over, voor nog meer van dat gemijmer. Opnieuw: kon de muziek alleen z’n werk niet doen? Maar nu pas valt op welk trippy, euh, universum King Gizz tot hier eigenlijk construeerde. En al komt het einde in zicht, je bent er nog niet. Dat bewijzen die extra kilo’s psychedelische prog op ‘Digital black’ en het krautrockende ‘Han-tyumi, the confused cyborg’, tot de band alles culmineert in de titeltrack, dat bijna spoken word is en erg filmisch overkomt. Een tip: probeer het verhaaltje niet te veel te volgen, want wij hebben de bijsluiter nog niet gelezen en er zouden eventueel psychologische bijwerkingen aan vast kunnen hangen.

King Gizzard & The Lizard Wizard vermoordde op z’n tiende langspeler inderdaad het universum en creëerde een compleet nieuw. Eentje dat verdomd eigenzinnig – en vaak erg eclectisch – aandoet, maar zoals gezegd een broodnodig tegengewicht biedt aan lichtzinnige poprock of de zoveelste lofi garageband. Bij King Gizzard zit er meer achter elke song, zonder dat het conceptuele de creativiteit in de weg staat. Laat ons hopen dat de groep nog lang van die knotsgekke albums gaan afvuren – hun belofte in acht genomen, kan dat ook wel eens snel gebeuren.