Moaning vervalt in postpunk-clichés op zelfgetitelde debuut

door Kevin Bruggeman

Vijfendertig seconden waren we ver in de vooruitgeschoven single ‘Artificial’ toen we een mantra voor het leven hadden ontdekt.  “You talk too much“, hoorden we het Californische drietal Moaning declameren op een manier die ieder verzet bij voorbaat brak. We dachten het toen de baas ons gebood toch iets sneller aan het werk te gaan. We prevelden het op de trein toen enkele tetterwijven ons hardnekkig uit ons dutje wilden houden. We schreeuwden het toen we ’s avonds geboden werden de tafel af te ruimen.

Soit, we hadden een anthem voor het leven ontdekt in wat in se een weinig origineel postpunk-nummer is. Razende gitaren? Check!  Beukende drums? Check! Donkere bariton? Check!  De vitaliteit van het nummer is echter zo titanisch dat zelfs voor onze vroegere leraar fysica de begrippen potentiële en kinetische energie nooit meer hetzelfde zouden zijn. We keken dan ook erg uit naar Moanings debuutalbum en droomden stiekem al van een nieuwe ‘Turn on the bright lights’.

Net zoals grote voorbeeld Interpol sinds dat meesterwerk niets meer klaarmaakt slaagt Moaning er helaas evenmin in de valkuilen van de postpunk te vermijden. Grote icoon Joy Division is nooit ver weg en al te veel nummers klinken als doorslagjes van Interpol, Editors of andere Preoccupations. Opener ‘Don’t go’ kan er nog mee door omdat het net zoveel pit en temperament als ‘Artificial’ bevat, maar dan zonder een beklijvende oneliner  (tenzij je helemaal valt voor zielloze rijmpjes als “But you’re already gone, I hate myself for holding on, I just don’t want to forget, We’re just lucky that we met.”)

In ‘Tired’ en ‘Close’ worden de gitaren vergezeld door een synthesizer die we niet anders dan als cheesy kunnen omschrijven. Het drietal verwijst hier zelf naar New Order als invloed, maar die wisten hun songs wèl een prangend refrein mee te geven. Dat euvel speelt Moaning overigens wel vaker parten. Een nummer als ‘The same’ is best aardig, maar het refrein is een niemendalletje dat het nummer als geheel van een wat zure smaak voorziet. In ‘For now’ en ‘Useless’ achten ze zich tevreden met wat overstuurde gitaren en wat schreeuwerige zinnen. Mag het iets meer zijn? Een eigen smoel bijvoorbeeld, want die ontwaren we veel te weinig. ‘Misheard’, met zijn dansende distortionloze gitaarlijn is in dat opzicht een veel te zeldzaam hoogtepunt. We zijn dan zelfs bereid het alweer matige refrein door de vingers te zien.

Even waren we benieuwd of ze – enkele postpunk-klassiekers in het achterhoofd – als laatste nummer het tempo wat zouden laten zakken, maar daar doen deze jongens niet aan mee. Met ‘Somewhere in there’ serveren ze een nummer waarvan we vrijwel zeker weten dat we het al eerder op de plaat hoorden. Zelden een goed teken. We zijn dan toch één levensmotto rijker.