‘Mordechai’ van Khruangbin raakt ons onopgemerkt in het diepste van ons bewustzijn

door Gertie van den Bosch

Khruangbin verscheen in 2015 heel subtiel met debuut ‘The universe smiles upon you’. De rustige achtergrondnummers sneden in ons oor als een mes door zachte boter: simpelweg goede muziek die we niet konden afslaan, maar die geen hype opeiste. Neem bijvoorbeeld ‘A calf born in winter’, dat twee jaar eerder al verscheen op Bonobo’s ‘Late night tales’, een compilatiealbum waar Khruangbin zonder moeite op uitblonk. Toch bleven ze low-key, en met diezelfde ingetogenheid zijn ze steeds meer op de voorgrond beland. Met het succes van de afgelopen jaren zou je verwachten dat dit derde studioalbum een soort rush van hetzelfde maar beter zou zijn, met alle druk om iets minstens even tijdloos en bijzonder te maken. ‘Mordechai’ trapt echter niet in die val en weet ons opnieuw te boeien en te verrassen, net door opnieuw op de achtergrond te blijven.

Op ‘Mordechai’ onderstrepen intercontinentale hints de groove– en funk-beladen sfeer van het album. Met het verweven van Indiase volksmuziek, Jamaicaanse dub, Congolese gitaren en referenties naar de Zuid-Aziatische muzikale innovaties uit de jaren ’70 en ’80, heeft het trio een album gemaakt dat nog steeds erg soepel en spontaan uit de grond komt. Het beste voorbeeld daarvan is ‘Pelota’, waarin de zongebakken gitaren en Spaanse teksten niet zo duidelijk verwijzen naar een bepaald genre en waar ze niemand anders zijn dan zichzelf. Het is geen gekunstelde poging om alle eclectische invloeden tot perfectie te mengen of weidse kennis van uiteenlopende genres tentoon te stellen. Neen, de muziek glijdt met het grootste gemak tot achter je oren waar niets moet dan achteroverliggen en genieten.

In die vage omgeving waar alle nummers in eenzelfde stemming baden, is het soms moeilijk enige structuur te vinden. Anders dan op de twee voorgangers, zorgen vocals ervoor dat de wereldse landschappen niet onbemand blijven. De nummers die het meest blijven hangen, zijn voor ons dan ook die met een paar gezongen woorden die zorgen voor galmende accenten. Het is een duidelijke knipoog naar de manier waarop dub-producenten melodische lijnen reduceren tot spookachtige echo’s. Ze geven richting en gevoel van verbondenheid, waar de vorige albums misschien te veel op de achtergrond bleven schemeren. Gitarist Mark Speer en bassiste Laura Lee wisselen op ‘Connaissais de face’ enkele komische maar mijmerende zinnen uit met liefde voor hun thuisstad, Houston: “Who do you remember? / I remember John and Dario / He asked me to marry him / I’m not surprised”. In ‘One to remember’ horen we al de vervaagde lyrics van ‘So we won’t forget’, enkele minuten later. De droevige ondertoon verandert wanneer de funky synths naar het einde toe aanvullen: nostalgie wordt bevredigend en acceptabel.

‘Mordechai’ is geen plaat die je actief moet beluisteren. De nummers verdwijnen gemakkelijk op de achtergrond, maar individueel raken ze ons zonder er helemaal bewust van te zijn. Zo levert Khruangbin een geweldige plaat af waarop niets moet, behalve jezelf eraan overgeven en ondergaan.