Op expeditie naar ‘Polygondwanaland’ met King Gizzard & The Lizard Wizard

door Stan Pannier

Met stip op één in ons eindejaarslijstje ‘Gesprekken Waar Wij Bij Hadden Willen Zijn’: het moment waarop King Gizzard & The Lizard Wizard aan zijn platenfirma vertelde dat het in 2017 vijf platen wou maken en uitbrengen. Een luide vloek in de kerk van het marktdenken, die preekt dat het natuurlijk veel beter is om slechts om de twee of drie jaar een nieuw album te lossen, teneinde de verkoop van het eerste niet te hypothekeren. Maar King Gizzard wilde er dus víjf doen, een nieuwjaarsvoornemen waarbij ons “Wat meer gaan joggen” in het niets verdwijnt.

En zo lijkt te gaan geschieden, want intussen heeft de studiovlijt van de Australiërs al vier exemplaren opgeleverd. Als eerste kregen we in februari ‘Flying microtonal banana’ te horen, dat kon begeesteren met groovy gitaren en baadde in een oosterse sfeer. In juni loste King Gizzard vervolgens de zelfverklaarde moeder van alle conceptalbums ‘Murder of the universe’ en de zomer was nauwelijks voorbij of de band kwam al op de proppen met het jazzy ‘Sketches of Brunswick East’. En nu is er dus ‘Polygondwanaland’, een aan het brein van de bandleden ontsproten fantasieland dat desalniettemin wortels heeft in de realiteit: Gondwanaland was vroeger, toen er nog walkmans bestonden, een supercontinent waarvan alle hedendaagse zuidelijke continenten deel uitmaakten. King Gizzard kwam bovendien met nog meer heuglijk nieuws: de groep betaalt de expeditie naar ‘Polygondwanaland’ voor de gelegenheid volledig zelf  – zolang we het wat deftig hielden in de open bar van het hotel natuurlijk.

Beginnen doen we, nu we nog fris zijn, met een kasteelbezoek. ‘Crumbling castle’ is echter geenszins een ruïne, en elke kamer van het bouwwerk bruist van leven: rauwe gitaren en drums die over elkaar heen buitelen, keelzangers die net geen gezamenlijk ‘Koyaanisqatsi’ inzetten en heuse trashmetal wanneer we door de poort weer naar buiten gaan. Het is pas bij het donderende allitererende refrein dat er stenen van de kantelen naar beneden beginnen vallen. De daaropvolgende titeltrack wordt voortgestuwd door drums die het midden houden tussen nerveus en funky en ook op de rest van de plaat prominent aanwezig zijn. Het nummer klinkt boven alles zonnig, en het aanstekelijke refrein nestelt zich na enkele luisterbeurten stevig in ons geheugen: “We’re gonna get there/ we don’t need no whereabouts/ we’re gonna get there/ follow where the river runs/ we’re gonna get there/ Polygondwanaland” klinkt als een marslied waarmee de plaatselijke scouts zonder problemen ellenlange dagtochten afleggen.

‘The castle in the air’ toont gelukkig aan dat zangeres Leah Senior de universummoord van juni overleefd heeft en zit boordevol sprankelende percussie. ‘Deserted dunes welcome weary feet’ bezingt opnieuw Polygondwanaland en neemt zo de draad op die de titeltrack had uitgerold. Een kunstje dat de wizards wel meer opvoeren: de verschillende nummers knipogen voortdurend naar elkaar, kondigen elkaar aan en lossen elkaar even goed af als onze vrouwenestafetteploeg in 2007 deed.

In ‘Inner cell’ haalt zanger Stu MacKenzie gevoeligere zanglijnen boven, die een welkome afwisseling vormen voor de meer drammerig gezongen teksten op de rest van de plaat. ‘Loyalty’ begint met angstaanjagende synths die uit Stranger Things weggelopen zijn, wellicht op de hielen gezeten door de Demogorgon. Vooraleer het monster zich kan aandienen schakelt de groep weer over op hetzelfde nerveuze drum- en gitaarpatroon als voorheen, weliswaar opgefleurd met wat dwarsfluit.

De laatste drie nummers voegen in wezen weinig nieuws toe aan het geheel en klinken nog steeds als King Gizzard die door de rimboe trekt en hier en daar met een inheemse stam aan het jammen slaat, vooral in ‘Searching…’, dat wordt gedragen door een temporijk ritme van tribale drums. ‘Horology’ heeft ‘Inner cell’-achtige zanglijnen en ‘Tetrachromacy’ gaat over de gave van onder meer reptielen om kleurverschillen waar te nemen die voor mensen onzichtbaar zijn – al zou het ons allerminst verbazen dat ook ónze lizards tetrachromaten zijn. We verlaten Polygondwanaland zoals we het binnengekomen zijn, namelijk met een hoogtepunt: in ‘The fourth colour’ verschijnen plots weer de zinderende gitaren vanop ‘Flying microtonal banana’ op het toneel en de drummers van de groep komen zelfs met hun tweeën handen tekort. Daarop kondigt zich een afsluitend soundscape aan, maar King Gizzard zou natuurlijk King Gizzard niet zijn mocht dat niet aanzwellen en escaleren in een bisminuut gierend gitaargeweld.

King Gizzards vierde van 2017 is geen herkauwing van wat het zevental ons eerder dit jaar al voorschotelde. Wie vooral de groovy gitaren van ‘Flying microtonal banana’ kon pruimen is er, op het begin en einde van de plaat na, aan voor de moeite. Het album is zachter dan ‘Murder of the universe’ en minder jazzy dan ‘Sketches’ – al is eigenlijk alles wat de Australiërs doen, met hun onstuitbare creativiteit en lak aan regels of conventies, in se jazz. Net zoals op voorgaande platen staan de soms wat repetitieve nummers in het teken van het albumconcept, al is er af en toe ruimte voor individuele vernieuwing – zie onder meer de zanglijnen op ‘Inner cell’. Het rijk gelaagde ‘Polygondwanaland’ geeft niet gauw zijn geheimen prijs: veel nieuwe zieltjes zullen de Australiërs bij gebrek aan meer toegankelijke nummers als ‘Sleep drifter’ dan ook niet winnen, maar reeds overtuigde fans zullen zich deze reis niet beklagen. Wij kijken alvast reikhalzend uit naar wat King Gizzards volgende bestemming wordt.

King Gizzard & The Lizard Wizard speelt woensdag 28 februari in de Vooruit (info & tickets).