Over de hedendaagse dystopie van Chino Amobi’s ‘Paradiso’

door Liam Giraerts

Verleden jaar verscheen Chino Amobi onder meer het onrustbarende ‘Airport music for black folk’. De verwijzing naar Brian Eno-klassieker ‘Music for airports’ kreeg daar zowel een licht spottende als politieke betekenis. In plaats van kalmerende ambient of muzak klonk er industrieel gekletter en kille electronica. Luchthavens zijn immers steeds meer gaan lijken op paranoïde, militair beveiligde limbo’s. Zodra de vlucht geland is in ‘Paradiso’, beseffen we opnieuw dat we misleid werden door de advertentie. Het betreft hier een paradijs post-appelaffaire; een eeuwig brandend Sodom en Gomorra.

In de chaos van de “strange city” valt er moeilijk te praten over afgeronde songs of losse nummers. Telkens wanneer zich een consistente beat of synthlijn ontwikkelt, breekt een leger samples de boel weer af. Het is bijna ontroerend om op de titeltrack mensen koppig te horen zingen – en blijven zingen – ondanks dat nietsontziende geweld. Traditioneel op de voorgrond tredende elementen vervullen zo nog slechts de functie van verfspetter in een Jackson Pollock. Stemmen gaan op in helikopters en sirenes, instrumenten verdwijnen in het lawaai van vuurwapens. Omgekeerd nemen veldopnames soms de taak van melodie over, zoals de gemanipuleerde glasscherven in ‘Negative fire III’.

Het spel van collage en montage dompelt je al snel onder in een even fantastische als (akelig) herkenbare wereld. Openend met een lezing van Edgar Allan Poe’s ‘The city in the sea’ verklapt ‘Paradiso’ gelijk haar schuld aan horror en genrefictie. Hoe scifi-achtig ‘Polizei’ echter ook mag klinken, de titel wijst richting contemporaine kwesties. Dat inpakken van reële thema’s in een bepaalde esthetica kenmerkt geheel Chino Amobi’s NON-collectief. De labelbaas nodigde dan ook een heleboel collega’s uit om bij een bijdrage te leveren aan zijn glorieuze kakofonie. Afzonderlijke gastartiesten (Rabit, Elysia Crampton, Moro… ) pik je er niet zomaar uit, maar de wervelwind van stijlen getuigt overduidelijk van groepsinspanning.

Naast een veelheid aan genres en culturen put Chino Amobi evenzeer uit verschillende bronnen en media. Western-geweertjes verlichten occasioneel een beetje de sfeer en wie goed oplet bij ‘Kollaps’ hoort misschien zelfs een personage uit Adventure Time. Hoewel de herkenbaarheid van zulke referenties de immersie soms dreigt te verbreken, verdient Amobi’s kleptomanie daarbuiten alleen maar respect. Noise en Latin gitaartjes, trap beats en synthwave: ‘Paradiso’ reflecteert formeel een hectische, hyperverbonden maatschappij. Daarmee overtreft ze meteen de drie akkoorden-muziek met progressieve tekstjes of de als politiek engagement vermomde wanhoop naar goede kritiek. Wat dat laatste betreft, trouwens: Joke’s on them. Chino Amobi zorgt hier veruit voor de beste plaat.