Palmistry verruimt zijn klankenpalet op ‘Afterlife’

door Daan Leber

Palmistry debuteerde in 2016 met zijn album ‘Pagan’. De Londenaar viel meteen op met zijn DIY-aanpak en een volledig gestripte vorm van dancehall (hoewel hijzelf blijft beweren dat hij geen dancehall maakt). Op zijn tweede album voor het gelauwerde Mixpak (waar onder andere ook Popcaan onderdak vindt), lijkt wat meer licht binnen te sijpelen in zijn muziek.

Een van de oorzaken is de verschillende aanpak met zijn debuutalbum. Voor ‘Afterlife’ laat Palmistry nu ook andere producers en gasten toe in zijn wereld, en die tactiek loont. De vooraf geloste singles toonden aan dat het DNA van de muziek an sich niet veranderd is, maar mondjesmaat is uitgebreid met andere geluiden die meer afkomstig zijn uit de pop- of r&b-hoek. Op het door Mechatok geproducete ‘Rovin’ klinkt een net iets meer opzwepend geluid naar Palmistry-normen, maar ook de STAYCORE-producer past zich aan aan de wereld van zijn gastheer. Vooral in de details is te merken hoe een meer commercieel denkende artiest hier een bescheiden hitje uit had kunnen puren. Op ‘Tru luv’ wordt die nieuwe richting nog duidelijker. Het duet met Toian vinkt alle pop-platitudes af: man-vrouwzang, nietszeggende lyrics over ware liefde, de nodige portie autotune… Niettemin komt het zeemzoete nummer over als een natuurlijke en gewenste evolutie in het oeuvre van Palmistry. ‘Water’ is opnieuw een hoogtepunt. De symbiose tussen de dancehall-invloeden en de avant-garde pop van SOPHIE voegt een diepgang aan de muziek toe, die misschien niet broodnodig is, maar tegelijk ook weer wel om het album interessant te houden.

Want niet alles op ‘Afterlife’ is van hetzelfde niveau als die eerste nummers. Vooral in ‘Sway’ vliegt Palmistry uit de bocht. De nonsensteksten bereiken hier een absoluut dieptepunt, en ook op instrumentaal vlak ergert de song al te vaak. Een wel heel stripped back loop weet zelfs de melancholie waar Benjy Keating zich in specialiseert niet op te roepen. ‘Deet’ slaagt daar evenmin in, zij het hier door een tegenovergestelde aanpak: de autotune op de verse van Klu is zo over the top, dat die vooral heel erg overkomt als een gladde mannetjesputter die meer op zijn plaats zou zijn in Ex On The Beach.

Naar het einde toe stijgt de kwaliteit echter weer. ‘Vexed’ mag dan wel een vergeetbaar niemendalletje zijn, ‘Euphorion’ is vintage Palmistry: bewust vaag gehouden liefde en nachtmerries vermengen zich met elkaar, maar het is in de eerste plaats de veel rijker geschakeerde beat, met klikkende drummachine en ijle horns, die de aandacht opeist. Afsluiter ‘Afterlife’ smaakt eveneens meteen naar meer. Waar de poprichting nog enigszins te verwachten was, komt de 2-step garage als een meer verrassende invloed. De titeltrack licht een tipje van de sluier over het potentieel dat mogelijks nog tot uiting kan komen in toekomstig werk.

‘Afterlife’ is een wisselvallig, weliswaar best te pruimen album. Het voorzichtige experiment en gebruik van meer dan enkel dancehall als inspiratie, zorgt voor een rijker klankenpalet dan voorheen. Slechts een tweetal keer gaat Palmistry echt de mist in, al zorgen de uitschieters ervoor dat de uiteindelijke balans positief uitvalt.