Shht lacht magistraal met zichzelf en de tijdsgeest op ‘Love love love’

door Quinten Jacobs

Het Gentse Shht moet zo ongeveer de meest besproken undergroundband van het land zijn. Een handje vol singles en krankzinnige liveshows maakten van hun debuutplaat ‘Love love love’ een van de Belgische releases waar het meest naar werd uitgekeken dit najaar. Dat eerste album was een uitdaging: Shht zou immers de eerste overtuigende liveband niet zijn die zich daarin verslikt en er niet in slaagt de intensiteit van een live-ervaring te behouden enerzijds en het album ‘luisterbaar’ te houden anderzijds.

In die eerste opdracht, de punch van hun liveshow behouden, slaagt Shht met brio. De waanzin die de band zo kenmerkt, ligt nonchalant uitgespreid over de nummers. De splijtende riff in ‘Soup’, de parallelle octaven in de melodie (enerzijds de hoge synths en anderzijds de lagere gitaar die hetzelfde spelen, vintage Shht) in onder andere ‘67’, de verwoestende banger die ‘Masterpiece’ is… Voorbeelden genoeg.

Daarenboven slaagt de band er in om hun overdaad aan energie te kanaliseren in een aantal rustpunten. De a capella zang in titeltrack ‘Love love love’ en ‘Afrika’ bieden een welgekomen afwisseling halverwege de plaat, net als ‘Mao’ en de autotune-gestuurde samenzang in ‘Profit’ even later. Ook qua productie vindt Shht evenwicht, want zelden klinkt het album too much. Knap, zeker met in het achterhoofd dat de band het album volledig zelf producete en mixte.

Waar vaak (te) weinig aandacht voor is, zijn de teksten en de daarbij horende visie van de band. Shht zoekt het absurde op. Door de wereld en de mens te zien als iets nietig en de facto een zinloos iets, wordt alles enorm relatief. De een zou bij die gedachte vervallen in pessimisme en existentiële crisissen, maar Shht besluit via die relativiteit van alles een spelletje te maken. Die visie vertaalt zich in een waanzinnige, onorthodoxe sound en maatschappelijk relevante teksten.

De huidige tijdsgeest wordt namelijk tekstueel in nagenoeg elk nummer op de korrel genomen. “Everything is digital and nothing is original” uit ‘Soup’ ligt het er dikste op, maar er is ook ‘’life is money, life is great, compromising is our faith’’ in ‘67’, ‘‘we are all born to live in shame, every day seems the same’’ uit ‘Don’t care’ en de clip van ‘Masterpiece’ waarin de macho-cultuur onder vuur wordt genomen. Niet alleen de tijdsgeest, maar ook het individu as such wordt kritisch bekeken. De wereld draait namelijk niet om het unieke persona of het voeden van het eigen ego. In de videoclip van ‘Soup’ is die kritiek heel duidelijk zichtbaar (de personages die op zichzelf masturberen), maar ook in de tekst duikt ze op: ‘’What’s about me, everything’s about me / Other people’s problems I cannot see’’, visueel spottend met de like-cultuur die enkel bijdraagt tot een (vals) gevoel van zelfvertrouwen.

Of Shht dan wil preken? Nee, want ook met zichzelf en zijn eigen visie lacht de band voortdurend door het eindeloze relativeren. De ironie in ‘J’ai décidé d’être heureux/heureuse’ (die titel alleen al) met ‘’salami salayou / la vie est fantastique / ma petite chouchou” bijvoorbeeld, maar ook muzikaal zit er heel wat humor in ‘Love love love’. De klavecimbel die plots opduikt in ‘67’ bijvoorbeeld of het telefoongesprek tussen William Massy (de geestelijke nonkel van de band) en zijn vader en de streep cha cha cha-muziek in ‘We all love each other’.

Het moge duidelijk zijn: zelden klonk een band zo relevant, spitsvondig, snoeihard en grappig als op ‘Love love love’. Shht legt subtiel de vinger op de wonde waar het misloopt in deze wereld en lacht tegelijkertijd met die problemen en zichzelf. Voeg daar die unieke Shht-sound bij en je krijgt een uitstekend album voor in de eindejaarslijstjes.
Albert Camus knikt ongetwijfeld goedkeurend toe vanuit het hiernamaals.

Lees hier onze poging tot interview met de band.

Shht speelt op 27 november in Het Depot en op 29 november in Trix.