Steve Lacy geraakt met ‘Apollo XXI’ niet buiten de atmosfeer

door Mattias Goossens

Voor wie niet in complottheorieën gelooft (sorry Marc De Maanman) is Apollo XXI de eerste maanlander die mensen op de maan afzette – en zo vriendelijk was om met hen terug te keren. Alsof Steve Lacy met zijn voorgeschiedenis nog niet genoeg verwachtingen had geschept, legt hij de lat voor zijn debuutalbum met zo’n titel meteen astronomisch hoog. Niet helemaal terecht: ontsnappen aan de zwaartekracht doet Lacy nooit helemaal.

Amper 21 jaar oud is het nieuwe r&b-wonderkind Steve Lacy. Op z’n zestiende vervoegde hij The Internet, en na twee albums (waaronder het vorig jaar uitgebrachte ‘Hive mind’) komt hij nu met een eerste album op z’n eigen naam naar buiten. Niet dat hij hiervoor monogaam was met The Internet. Eerder dit jaar fleurde hij al de credits van ‘Father of the bride’ van Vampire Weekend op (‘Sunflower’ en ‘Flower moon’), en ook Solange deed beroep op de jonge gitarist voor drie nummers van ‘When I get home’ (‘My skin my logo’, ‘Exit Scott’ en ‘Sound of rain’). En dan zijn er nog onder meer Kendrick Lamar, Denzel Curry, Isaiah Rashad, J. Cole, en Blood Orange. Niet slecht voor een Compton kid die nummers leerde schrijven en producen met z’n iPod of iPhone als mobiele studio – een Macbook was voor zijn ouders te duur als kerstcadeau.

De demo-aanpak van de ep die hij twee jaar geleden uitbracht, sijpelt hier en daar nog door op ‘Apollo XXI’. Lacy leerde nu eenmaal muziek maken met simpele software, en dus zijn veel nummers gestoeld op een vrij eentonige klankkleur, repetitieve drumbeats en dwarrelende gitaarriffs. Het zorgt voor een kenmerkend geluid dat hem zo geliefd maakt bij de eerder genoemde artiesten, maar op een volledig album dreigt dat al snel monotoon te gaan klinken. ‘In lust we trust’ valt bijvoorbeeld flets uit, en ook de slepende uitsmijter ‘Outro freestyle / 4ever’ is het niet waard om zes minuten op te wachten alvorens het album opnieuw op te zetten.

Niet enkel in de nummers zelf valt de fragmentarische aanpak op, ook als geheel hapert de motor van Lacy’s ruimteveer soms. Opener ‘Only if’ vloeit nog vlotjes over in de zwoele, negen minuten durende r&b-schuurder ‘Like me’, maar ‘Basement Jack’ gaat al een pak schokkender over naar de falsetfunk van ‘Guide’. En dan is er nog het instrumentale ‘Amanda’s interlude’, dat met z’n strijkers weinig bijdraagt aan de flow van deze plaat. Enige voordeel: single ‘N side’ komt er daarna nog beter uit.

Op zijn best is Lacy in opgetogen funk-schijfjes als ‘Playground’ en het net aangehaalde ‘N side’. Moeilijk om niet spontaan je zonnebril boven te halen en je in te beelden dat je met een cabrio langs de Californische kust cruiset. Alsof Mac DeMarco en Frank Ocean samen in een ballenbad rondspringen terwijl ze Stevie Wonder zingen. Helaas zijn die momentjes – net als in het echte leven, waarschijnlijk – schaars op dit album. Nog schaars: de momenten waar hij zich als gitarist echt laat gelden, zoals de solo in het slot van ‘Love 2 fast’.

I hate coming down” zing Lacy in ‘Hate cd’ (nee, geen verwijzing naar deze plaat). Om neer te dalen, moet je wel eerst succesvol opstijgen. En laat dat ‘Apollo XXI’ slechts moeilijk lukken. Als het een geruststelling mag zijn: er komen vast nog geslaagdere maanmissies van dit talent.

Steve Lacy staat zaterdag 13 juli met The Internet op Dour.