Telefon Tel Aviv herrijst met industriële geluiden en ambient-soundscapes op ‘Dreams are not enough’

door Kevin Bruggeman

20 januari 2009: het elektronische duo Telefon Tel Aviv brengt met ‘Immolate yourself’ zijn derde langspeler uit en maakt de sprong van idm naar electropop in de stijl van Depeche Mode. Niet iedereen is even enthousiast, maar wie de jaren ’80 een warm hart toedraagt hoort een even intelligent als melancholisch poppareltje.

22 januari 2009: nadat hij een dag eerder als vermist werd opgegeven, wordt bandlid Charlie Cooper dood teruggevonden ten gevolge van een overdosis slaappillen en alcohol. Een sprookje verandert in een nachtmerrie. Met Joshua Eustis als enige overgebleven bandlid wordt de band gehalveerd en de toekomst op losse schroeven gezet.

Eustis keert terug als lid van Puscifer – het zijproject van Tools Maynard James Keenan – en treedt live op met Nine Inch Nails, maar uiteindelijk kruipt het bloed waar het niet gaan kan en waagt Eustis zich alsnog aan nieuw eigen werk.

Tien jaar na ‘Immolate yourself’ is er plots de nooit verwachte come-back van Telefon Tel Aviv, zij het niet meer als band maar als pseudoniem voor Eustis. Zowel de plaattitel ‘Dreams are not enough’ als alle songtitels refereren naar Eustis’ traumatische ervaring op achtjarige leeftijd waarin hij in zee zwemt en plots in paniek de oneindige duisternis onder hem vaststelt. De paniekaanval werd een terugkerende nachtmerrie en resulteert nu in een nieuwe plaat.

Aanvankelijk verkent Telefon Tel Aviv de meer industriële kant van zijn geluid. Eerste single ‘A younger version of myself’ laat een opzwepend ritme horen waarboven de relaxte stem van Eustis een fraaie melodie drapeert. Het is meteen een van Telefon Tel Avivs beste songs ooit.

Stelselmatig gaat het tempo echter uit de plaat. ‘Standing at the bottom of the ocean’ is traag en slepend en is een soort Nine Inch Nails zonder de woede, de verbetenheid en de agressiviteit. Het daaropvolgende ‘Arms aloft’ is dan weer een van alle bombast ontdane Cut Copy, waarin Eustis zijn stem afstandelijker dan ooit laat klinken. Het werkt bevreemdend, maar mist zijn effect niet op een donkere, druilerige herfstdag zoals we er de jongste weken veel hebben gehad.

Downtempo was Eustis duidelijk nog een tikje te snel, dus wordt het daarna vooral no-tempo. In ‘Mouth agape’ fluistert hij te midden van ritmeloze, industriële geluiden een sober “Be quiet now, come with me”. ‘Eyes glaring’ is zuivere ambient van de traagste soort, net als in het daarop volgende ‘Not seeing’ en afsluiter ‘Still as stone in a watery fane’. Een stem is al lang niet meer horen, de drummachine laat enkel wat tikjes horen teneinde een unheimlich geluid voort te brengen. Enkel in ‘Not breathing’ mag deze nog eens overuren draaien met zijn overstuurde beats en verkapte vocals.

Een uitstekende eerste helft en een tweede helft die weinig weet te boeien: in de voetbalwereld geef je zo een overwinning uit handen. Er zal ongetwijfeld een markt zijn voor het laatste deel van de plaat, maar wij vinden het te traag, te hermetisch, te ontregeld en hunkeren naar meer popmuziek. Hoog tijd om ‘Immolate yourself’ nog eens op te zetten.