The Decemberists verlaten op ‘I’ll be your girl’ sporadisch het kampvuur

door Kevin Bruggeman

We stellen ons graag voor dat The Decemberists ontstaan zijn rond het kampvuur van een landelijk scoutsweekend. Colin Meloy – met obligate baard en bijhorend houthakkershemd – wist wel wat aan te vangen met een gitaar en beschikte daarenboven over een helder stemgeluid. Gesterkt door de enthousiaste – en ach ja, ook dronken – reacties van Akela, Bagheera en andere Balous vormde hij een bandje rond zich om zijn meezingers op plaat uit te brengen. Het resulteerde vooralsnog in zeven albums die als basisingrediënten telkens weer folkrock en americana haddden. Nooit kon de groep betrapt worden op een miskleun, maar evenmin konden ze ons een klassieker voorschotelen. In de strijd om de mooiste prijzen red je het niet met sympathiek zijn.

Het beste zijn The Decemberists wanneer ze buiten de geëffende paden treden. Op ‘The crane wife’ (2007) werd traditionele folk gemengd met proginvloeden, wat met ‘The island’ resulteerde in hun beste nummer tot nog toe. Op ‘The hazards of love’ (2009) werd het geluid verrijkt met meer bombast dan we gewoon waren. Het was geen slechte zet. We waren dan ook dolblij dat de vooruitgeschoven single ‘Severed’ een totaal atypisch geluid liet horen. We wanen ons in de jaren ’80 wanneer we de prominente synths en de heerlijke New Order-gitaarlijn over ons laten glijden. De synthesizer moet zowat het enige instrument zijn dat The Decemberists tot nog toe nooit gebruikten. Maar hier levert het een uitstekend nummer op. Een puberaal geluksgevoel overviel ons toen we lazen dat de groep met producer John Congleton (Lana del Rey, St Vincent) op de achtste ‘I’ll be your girl’ voor een donkerder geluid zou opteren.

In opener ‘Once in my life’ houden ze alvast woord, al duurt het anderhalve minuut eer het nummer zich openvouwt en we bedwelmd worden door de weemoedige synths. ‘Cutting stone’ volgt hetzelfde patroon: na een weinig memorabele openingsminuut ontwaren we weer die sfeervolle keyboards die je met een gelukzalige glimlach zullen achterlaten. Op de heerlijke beat van ‘Severed’ kan je vervolgens niet anders dan bewegen. We hadden het nooit gedacht, maar synths en The Decemberists blijken een perfect huwelijk.

Jammer genoeg lijken ze daarvan zelf nog niet helemaal overtuigd, want wat volgt is weer traditioneler. ‘Starwatcher’ heeft in plaats van synths een interessant drumpatroon en een prachtige weemoedige mondharmonica na een minuut of twee. En dankzij het lekker swingende ‘Your ghost’ verzoenen we ons met vrouwelijke achtergrondkoortjes die niet verder dan “lalala” geraken. Daartegenover staat het weinig zeggende ‘Tripping’ en het ronduit vervelende ‘Everything is awful’. Dat er tientallen keren na elkaar “everything” moet gekird worden begrijpen we na tien beluisteringen nog steeds niet. ‘Sucker’s prayer is daarna belezen americana en het funky ‘We all die young’ – met kinderkoor – is amper verteerbaar. We worden kwaad: was er ons geen donkerder geluid beloofd ?

Net op tijd volgt nog een knaller in de stijl van het vroegere ‘The island’. ‘Rusalka, rusalka, the wild rushes’ begint met droevige piano-aanslagen en tot onze vreugde ontwaren we weer donkere synths en zware drumpartijen die een emotioneel zingende Meloy begeleiden. Halfweg wordt de zwaarte verdreven door een lichtvoetige banjo en moeten we – willen of niet – aan Mumford & Sons denken.

We hebben het nageteld: 26 minuten prima muziek en 17 minuten ergernis. Als het kampvuur uitgedoofd wordt en de synthesizer omarmd wordt, kan die klassieker er in de toekomst misschien alsnog komen.