The Gaslamp Killer tast tijdens ‘Instrumentalepathy’ de grenzen van het experiment af

door Sigi Willems

Niemand blijft onbewogen na een bijna-doodervaring. Ook niet William Benjamin Bensussen, in muzikale kringen beter bekend onder zijn alias The Gaslamp Killer. Drie jaar geleden werd hij geconfronteerd met een dergelijke ervaring en dat werkte duidelijk inspirerend. Terwijl hij aan zijn bed gekluisterd in hogere sferen verkeerde onder de morfine, was hij volop bezig zijn tweede album ‘Instrumentalepathy’ in elkaar te knutselen, dat sinds vorige week in de betere platenhandel ligt.

Willy-Ben staat momenteel onder contract bij Brainfeeder, het label van Flying Lotus, en dat is aan alles te merken. Op ‘Instrumentalepathy’ doet hij een poging de grenzen van de hedendaagse experimentele muziek te overstijgen; doorheen de chaotische golven van psychedelische elektronica ontwaart er zich een heuse mengelmoes aan verschillende muziekstijlen, van jazz, over post-punk, tot een heleboel Oosterse shit. Zo’n wijde variatie aan genre’s heeft een behoorlijk overweldigende uitwerking, misschien bij momenten zelfs té overweldigend.

Voor deze langspeler kon The Gaslamp Killer rekenen op een indrukwekkende cast van gerelateerde artiesten wiens pad hij doorheen zijn muzikale carrière heeft gekruist. Op ‘Pathetic dreams’ wordt hij zo bijgestaan door Kid Moxie en Miguel Atwood-Fergusan. Het nummer fungeert als de ideale inleiding tot dit diep persoonlijke, haast transcendentale album: de Shpongle-achtige psybient synths en de vocals van Kid Moxie die het einde van de wereld aankondigen, zetten een grimmige sfeer van duistere dromen en wanhoop neer: een passende soundtrack voor op het sterfbed. We bereiden ons voor op een trip zo duister dat zelfs de dementors van Azkaban het ervoor in hun broek zouden doen. Maar dan slaat ‘Instrumentalepathy’ plots (eventjes) een heel andere richting in.

Uit het niets duiken er op ‘Goodmorning’ en ‘Warm wind’ met feedback overgoten gitaren en catchy basriffs op, die wat aan The Fall of Stereolab doen denken, zij het met de nodige Oriëntaalse accenten. Dit keer wordt Bensussen respectievelijk bijgestaan door de artiesten Gonjasufi en Amir Yaghmai. Deze samenwerkingen met uiteenlopende artiesten zorgen ervoor dat een aantal tracks, zoals onder meer deze twee, bijzonder jam-achtig aandoen: alsof het langgerekte jamsessies zijn waarin ieder de tijd krijgt om geleidelijk aan nieuwe aspecten aan de compositie toe te voegen. Dat voegt een extra element van verrassing en improvisatie toe aan de songs.

Hoe verder het album vordert, hoe meer de psybient weer de bovenhand neemt. ‘Residual tingles’ wordt nog beëindigd met een blaffende hond in een rokerig, jazzy steegje, maar vanaf daarna nemen de zware hiphopdrums het heft in handen en wordt de chaotische stroom van bevreemdende psychedelische electrogeluiden steeds nadrukkelijker. We horen Flying Lotus-achtige strijkers op ‘The butcher’ en ‘Lifeguard tower #22’, een door aliens bewoond ruimtestation dat op ontploffen staat op ‘Friendship (interlude)’ en een sample over de essentie van het universum op ‘Shred you to bits’. Duidelijk geen gebrek aan ideeën bij Bensussen en co, al wordt het op een gegeven moment zoveel en lang uitgerekt dat het de tegengestelde uitwerking heeft: de aandacht glijdt geleidelijk aan weg en naar het einde toe hebben we de buik helemaal vol van dat bizarre kabaal.

Het muzikale spectrum van The Gaslamp Killer reikt ongekend ver, dat bewijst hij wederom met ‘Instrumentalepathy’. Wat ons betreft mocht hij de (bas)gitaren iets vaker uit de kast halen om te jammen met zijn gastmuzikanten. Zijn poging om de grenzen van de hedendaagse experimentele muziek op te zoeken, is desondanks zeker geslaagd. Sterker nog: bij momenten worden die grenzen zelfs overschreden door een teveel aan verschillende stijlen en bevreemdende noise. Misschien moeten we zelf ook eens een bijna-doodervaring ondergaan om het album volledig te kunnen doorgronden.

Album verdeeld door Cuss Records