The Hecks brengen een geslaagde eightieshommage op ‘My star’

door Nina van den Broek

Tropische planten, een tv van het formaat dat duidelijk maakt waarom er vroeger over “beeldbuis” werd gesproken, een vintage sepiagloed en in de rechterbenedenhoek de roos-blauwe albumtitel ‘My star’: het contrast met de zwart-witte flatgebouwenrij die op de albumcover van het debuut van The Hecks stond, kan moeilijk groter zijn. Tegelijk zegt die visuele stijlbreuk alles over de stappen die de band uit Chicago de afgelopen drie jaar heeft gezet. Buiten duo op gitaar en drums Andy Mosiman en Zack Hebert blijft er niet veel meer over van de oorspronkelijke The Hecks; een nieuw geluid en een verdubbeling van de bezetting zorgen voor een tweede plaat die op alle vlakken grootser klinkt.

Mosiman en Hebert sleurden hun producer van achter de mixtafel, duwden hem een gitaar in de handen en vonden daarbij ook nog iemand die af en toe een retro-futuristisch melodietje uit z’n synthesizer wou schudden. Vooral die laatste toevoeging is cruciaal voor de opgeblonken jaren 80 new wave-sound waarmee The Hecks op ‘My star’ uitpakken. Als door Pac-Man opgeslokt werd het dystopische geëxperimenteer – dissonant gitaargerammel en onheilspellend melodieloos gemusiceer – van hun debuutalbum grotendeels achterwege gelaten. En zanger-gitarist Mosiman ontpopt zich niet plots als een begenadigd zanger, maar perst in tegenstelling tot het monotone gebrabbel en de spoken word-stijl van weleer nu wel melodische klanken uit zijn stembanden. Het resultaat zijn nummers die ontzettend winnen aan toegankelijkheid, doch net genoeg scheefheid behouden om te ontsnappen uit het klassieke popsongkorset. Zelfs grootste poging tot melancholie ‘Chinatown’ blijft zo met stramme gitaarakkoorden een botheid behouden die even hard kraakt als de doorleefde Rubiks kubusschijf die om z’n as wordt gedraaid. 

Niet dat dat slecht hoeft te zijn. Een krakende Rubiks kubus is een uniek stuk, en bovendien weet je nooit waar ‘ie juist zal blijven haperen. ‘My star’ onderscheidt zich net door die verwrongen, over elkaar gelaagde gitaarloopjes van een al te gladde 80’s-revivalplaat en laat zich zelden vangen in clichés. Het ruikt naar Prince, het ruikt naar Talk Talk, maar het blijft door die eigenheid z’n eigen smaak behouden. The Hecks serveren ons zo een hele reeks uitstekende nummers die blijven hangen zonder te vervelen, en verrassen zonder te forceren. Opener ‘Zipper’ komt binnen als energiedrank met een neonetiket, niet in je mond gegoten maar als geheel blik naar je hoofd gesmeten; ‘Chopper’ en ‘So 4 real’ zijn indiesongs pur sang die zich zomaar tot klassiekers zouden kunnen ontpoppen. Daartussen bouwden The Hecks voldoende rustpunten in (de typische 80’s ballad ‘Heatwave’ bijvoorbeeld) en reserveerden ze vaak op het einde van de nummers ruimte voor creatief (synthesizer)soleerwerk.

‘My star’ is geen plaat die zorgt voor beroering in het diepste van je ziel. Ze biedt echter wel een soundtrack die zich leent tot uiteenlopende gelegenheden: als caffeïnerijk opkikkertje, als dansvloeropwarmer, als peinzende tristesse (‘Josef Josef’) – telkens met een kromming. Werd ze enkele jaren eerder uitgebracht, dan had dat andere nostalgisch jaren 80-project uit het heden, Stranger Things, geen andere soundtrack meer moeten zoeken. The Hecks’ tweede is een Rubiks kubus met een hoek af, een troetelbeertje met een verwrongen glimlach en slechts één oog, een Magic 8 Ball die blijft steken op hetzelfde antwoord: “outlook good”.