The Pains Of Being Pure At Heart bezorgt een overdosis meligheid met ‘The echo of pleasure’

door Martijn Bas

Getalenteerde bands die in verval komen – het is een van de pijnlijkste zaken om als muziekliefhebber te aanschouwen. Vooral wanneer de kwaliteit lineair afneemt bij iedere nieuwe release. Het enige wat je dan kan doen, is hopen dat de artiest in kwestie nooit zal afstevenen op een ‘Everything now’. Voorlopig komt The Pains Of Being Pure At Heart amper in de buurt, al breekt het angstzweet toch wat uit na het beluisteren van deze vierde plaat.

Wat startte als pure My Bloody Valentine-verafgoding (dat debuut!), is door de jaren heen uitgegroeid tot een succesvolle indiepop-act. Het New Yorkse collectief wist zich vooral te onderscheiden met opgewekte deuntjes, expliciete emotionele teksten van frontman Kip Berman en muzikale interesses die verder reiken dan louter “shoegaze”. Zo flirtten ze op ‘Belong’ (2011) en ‘Days of abandon’ (2014) onder meer met 80’s indierock en new wave.

Opvallend aan ‘The echo of pleasure’ is dat de gitaren weer meer plaats krijgen in de mix, ondanks het veelvuldig gebruik van synths. Je zou verwachten dat Kip Berman en co daardoor weer wat steviger uit de verf komen, al is daar niets van waar. De band klonk nog nooit zo tam als op dit album. Openingstrack ‘My only’ – een zeemzoete ode aan een potentiële geliefde – valt meteen zeer mager uit door de weinig interessante melodieën en songprogressies. De groep klinkt even vermoeid als ongeïnspireerd – termen die je evenzeer kan toepassen op de flauwe titeltrack en het erg melige ‘So true’. Aanstekelijk? Zeker, maar ook flinterdun en goedkoop.

De swingende single ‘When I dance with you’ brengt een kleine stemmingswisseling teweeg dankzij enkele verfijnde synthpop-toetsen en vormt samen met die andere single ‘Anywhere’ een van de hoogtepunten van de plaat. In dat laatstgenoemde nummer haalt de band de My Bloody Valentine-gitaren nog eens van onder het stof en worden we herinnerd aan het The Pains Of Being Pure At Heart van weleer. Het onderhuids sluimerende ‘The garrett’ haalt eveneens het niveau van de gloriejaren en is voor de verandering eens niet gebouwd rond een refrein dat je na twee luisterbeurten kan meezingen.

Verder opereert de groep voornamelijk op automatische piloot : ‘Falling apart so slow’ en ‘The cure for death’ zijn uptempo, dromerige popnummers zoals ze er wel meerdere op hun palmares hebben – echter zonder die ruwe kantjes. De overdreven sentimentele afsluiter ‘Stay’ laat ons uiteindelijk teleurgesteld achter met een iets te stroperige smaak in de mond.

Neen, met album nummer vier levert The Pains Of Being Pure At Heart niet zijn meest spannende muziekstuk af. ‘Days of abandon’ liet al een getemde groep horen, maar wist door zijn fris karakter en aanstekelijk enthousiasme alsnog te overtuigen. Op deze langspeler lijken ze zich bij momenten zelfs niet echt te amuseren, waardoor sommige songs futloos overkomen en contrasteren met een handvol sterkere tracks. Wisselvallig, heet dat.