The Van Jets – Welcome to strange paradise: op ongeziene hoogten

door Mattias Goossens

“And to our surprise / there’s no fall after the rise / We’re turning shit to gold / it’s on your radio”, zingt frontman Johannes Verschaeve halverwege de nieuwste plaat van The Van Jets. Of het hier gaat om tongue in cheek-zelfspot of een sneer naar het huidige muzieklandschap laten wij in het midden. Zeker is dat de Oostendenaars met ‘Welcome to strange paradise’ het beste van al hun eerdere werk versmelten in hun sterkste album tot nog toe.

Elf jaar na hun Rock Rally-overwinning en drie platen met evenveel stijlwissels, zo lang duurde het voor The Van Jets om de perfecte balans te vinden tussen glamrock en synthpop. Daar kan de studio van Londense producer Leo Abrahams voor iets tussen zitten. De man werkte al samen met Wild Beasts, Oscar & The Wolf en Karl Hyde en weet dus hoe je gitaar en synths tot een complementair geheel kunt smeden. Zowel Johannes Verschaeve (zang, gitaar) en Wolfgang Vanwymeersch (gitaar) schreven het nieuwe materiaal – net als op voorganger ‘Halo’ – en dat resulteert in een interessante wisselwerking met veelzijdige composities, waarin Vanwymeersch tussen de stuwende synths genoeg ruimte krijgt om zijn ding te doen.

Neem nu opener ‘Welcome to strange paradise’, een als mars vervormde introductie tot het universum waarin The Van Jets tegenwoordig vertoeven. “The party that’s never over” is er eentje waar mensen het drukker hebben met de juiste Instagramfilter te selecteren dan van het moment te genieten. Technologie en de impact op onze samenleving vormen een rode draad doorheen de eerste helft van het album, dat zich als een maatschappijkritiek à la Bowie ontpopt. ‘Two sides of ice’ gaat naadloos verder op dat elan en toont zich de logische opvolger van het geluid van voorganger ‘Halo’. Een hitsige drumgroove vormt de fundering van ‘Carpet man’, waarop Verschaeve zijn jeugdtrauma’s veroorzaakt door Martine Prenens De Rode Loper ventileert. Vanwymeersch laat zich gelden op ‘Twelve note scale’ en neemt de zang in ‘Utopia’ voor zijn rekening, hetgeen resulteert in een lied dat dicht aanleunt bij het geluid van Wild Beasts’ ‘Present tense’.

Ze zijn zeldzaam, de platen waarbij het titelnummer niet meer is dan een brugje. Bij The Van Jets vormt het de aanzet voor ‘Shit to gold’, de meest klassieke rocksong die op het werk te vinden is. Toch overheersen synths de tweede helft van de plaat, zoals in ‘Pink & blue’, dat vermoedelijk over het inrichten van kinderkamers gaat – of over een beklemmende liefdesrelatie. Hebben wij al gezegd dat het aantal mogelijke interpretaties doorgaans rechtevenredig is met de kwaliteit van een schrijfsel? Op dat vlak moeten we Johannes Verschaeve trouwens nageven dat hij zich stilaan ontpopt tot één van de betere tekstsmeden van Vlaanderen, en dat op een verdacht toegankelijke manier voor een voormalige student filosofie. Het utopia dat de heren nastreven blijkt in ‘Sludger’ en ‘Bad call’ helaas nog een utopie. Gelukkig is het dan al duidelijk dat The Van Jets met ‘Welcome to strange paradise’ een stapje dichter bij de ideale Belgische band zijn geraakt. Hoewel ‘Lazy Lazarus’ als slot nog pleit voor wederopstanding vormt deze uitsmijter het zwakste moment van het album. Geen erg: onze besluit staat tegen dan al vast: The Van Jets vliegen in hun vreemde paradijs op ongeziene hoogte.

The Van Jets Facebook

The Van Jets spelen binnenkort in Breda (25.04, Ik Zie U Graag Festival, info & tickets), Brussel (8.05, AB, info & tickets) en Beringen (9.05, Putrock, info & tickets).

Album verdeeld door Sony