Together Pangea verschiet zijn garagerockpijlen te vroeg op ‘Bulls and roosters’

door Gilles Dierickx

Californië en garagerock, de twee zijn na jaren nog steeds een onafscheidelijk duo. Thee Oh Sees, Fidlar, White Fence, Ty Segall, Meatbodies, Fuzz, Sic Alps, The Growlers… Het uiteenlopende rijtje kent geen einde. Letterlijk en figuurlijk zelfs, want zowat elke band in het wereldje brengt aan de regelmaat van minder dan een klok nieuw materiaal uit, en vult de tussentijd op met tours. Zo’n groep die ook constant op de baan te vinden is, is Together Pangea. Na een strak ep’tje in 2015 lost de band een vierde album – geheel Amerikaans ‘Bulls and roosters’ getiteld. Terwijl hun collega’s weinig moeite hebben met fris of afwijkend geluid bij elke worp, lijkt dit viertal uit L.A. de grip op de formule nummer na nummer meer te verliezen. Daardoor zit de band vooral extreem snel door z’n interessante songs heen – problematisch voor een album van dertien nummers.

Vuile, gejaagde nummers of lofi fuzzy toestanden hoefde je van Together Pangea nooit te verwachten. De band flirtte al vanaf hun eerste plaat meer met garagepop dan -punk. Dat vind je vooral terug in de vocals: beetje rauw, maar nooit schreeuwerig. Opener ‘Sippy cup’ kiest dan ook meteen voor melodie en catchiness in plaats van je meteen een slag in het gezicht te verkopen. Da’s best ok: de sterkte van Together Pangea is dat ze weten hoe leuke gitaarlijnen klinken. Het ietwat nonchalante samengekweel en de rechttoe-rechtane drums maken ook ‘Still cold’ tot een boeiende garagesong – een teruggeschakeld tempo wordt handig tegengewerkt door extra gefluit en simpele doch treffende solo’s.

Het slackende ‘Money on it’ dobbert daarop verder en trekt daarboven nog een extra indie-kaart, maar die blijkt een joker te zijn: het voelt bijna direct alsof een degelijk refrein hier ontbreekt – nogal essentieel in dit genre, al zeggen we het zelf. ‘Better find out’ weet dan weer wel te bekoren, al is de band hier dan weer pover met de gitaarpartij. Niet dat er iets mis is met louter wat powercords, al zijn twee akkoorden wel érg mager, heren. Ook qua stemgebruik pakte William Keegan het vroeger precies veel gevarieerder aan: de melancholie in z’n stem vloekt met de joligheid van de riffs – de melodie van glamrocker ‘Gold moon’ is bijna walgelijk te noemen – en ook de obligatoire meezingbaarheid van dit alles lijkt ver te zoeken.

Een en ander zijn de West-Coastrockers blijkbaar gaan zoeken richting de Oostkust van de VS, want dingen als ‘Friend of nothing’ en ‘Stare at the sun’ zouden zo uit de hoed van Cloud Nothings of een opgefokt Real Estate kunnen komen. Ah, fijne kruisbestuiving dus? Helaas: Together Pangea weet die lofi indie-vibe slecht te vertalen naar garage-sferen. Het titelnummer is uiteindelijk zowat het enige lichtpuntje in de laatste helft van de plaat: tóch nog een stevige kordaatheid die niet inboet aan melodie, en genoeg rauwheid om nog een keertje het vuur aan de lont te steken. Geluk is vaak van korte duur, want wat daarna nog komt, is zo betreurenswaardig saai en ongeïnspireerd dat we maar meteen aan de conclusie zullen beginnen.

Die valt vooral samen te vatten in een paar retorische vragen. Waar is die energie van weleer? Waar zijn de wisselende tempo’s, de occasionele kreet, de valse noot en het gerammel? Waarom schipperen zoveel songs tussen intensiteit en terughoudendheid? Als Together Pangea met ‘Bulls and roosters’ de afslag van no nonsense-garage naar pop- en indiepunk wil nemen, hebben ze alvast hun richtingaanwijzer aangezet – en dat zouden wij erg jammer vinden, want de band droeg de laatste jaren een van de vaandels in het genre. Niet alles is verloren, en het viertal trekt er binnenkort op uit en passeert tweemaal in ons land; als ze daar nog steeds in staat blijken om zweet, bier en amusement uit ieders poriën te laden druipen, geven we de band sowieso het voordeel van de twijfel. We wachten in tussentijd op iets pittiger.

Together Pangea komt naar Het Bos op 18/11 (info & tickets) en De Zwerver in Leffinge op 19/11 (info & tickets).