Vagabon maakt sympathieke maar inwisselbare indierock op ‘Infinite worlds’

door Mats Antonissen

Laetitia Tamko, de dame achter Vagabon, is de zoveelste telg uit een New Yorkse indie DIY-familie en houdt met haar debuutalbum ‘Infinite worlds’ de familie-eer hoog. Ze bespaart zich de moeite om zich al te fel van haar familieleden te onderscheiden, al heeft de New Yorkse met roots in Kameroen een grote troef: haar stem. Je kan je tijdens het luisteren niet van de indruk ontdoen dat zo’n sterke stem misschien wel voor andere en veel grootsere dingen is bestemd. Op haar debuut fungeert haar stem als helende zalf voor de soms weerbarstige gitaren.

De toon wordt in opener ‘The embers’ meteen gezet: “I’m just a small fish / And you’re a shark that hates everything / You’re a shark that eats every fish.” Tamko zingt wel vaker over de nietigheid en weerloosheid van het individu en de overweldigende angsten die het leven met zich meebrengt. Ondanks die angsten lijkt ze uit de berusting ook kracht te putten. Voorgaande zinnen worden bijgevolg niet zonder de nodige strijdvaardigheid uitgebracht.

Op die strijdvaardigheid teert Vagabon eigenlijk gedurende het amper acht nummers tellende album. Ze combineert het met een (bedrieglijke) liefelijkheid die inherent is aan deze soort inde. Hoewel de plaat vlotjes wegluistert, haalt de inwisselbaarheid het te vaak van de kwaliteit. Vooral intermezzo ‘Mal à l’aise’ doet de wenkbrauwen de hoogte ingaan. Het tussendoortje schippert tussen een poging tot dreampop en ambient, maar voelt vooral overbodig aan.

‘Infinite worlds’ is een ambitieuze titel voor een debuutalbum. Het keert zich helaas tegen de zangeres, aangezien ze achteraf aanvoelt als een niet ingeloste belofte. Dit debuut voelt door het gebrek aan vernieuwing bij momenten vrij leeg aan. ‘The embers’ en ‘Fear & force’ zullen hier nog regelmatig opstaan, maar als album schiet Vagabon te kort, hoe sympathiek ze ook mag klinken.