Yak beproeft de gelukzaligheid op ‘Pursuit of momentary happiness’

door Jelle Geuns

Het is helemaal niet vanzelfsprekend om hoge verwachtingen te koesteren voor de rumoerige rockmuziek van een stelletje Britse laat-twintigers in een era waar de gitaren steeds vaker aan de wilgen worden gehangen. Maar dan is er natuurlijk het driekoppige beest Yak, dat het publiek al wist te verzwelgen in podiumrazernij vooraleer er ook maar één langspeler op de teller stond. Het voorprogramma zijn van onder meer The Last Shadow Puppets en King Gizzard & the Lizard Wizard klonk dus zo gek nog niet. Het debuut ‘Alas salvation’ onderstreepte in 2016 dat we te maken hadden met een gezelschap om in de smiezen te houden. Het stoutmoedige Third Man Records van rockicoon Jack White merkte dat talent snel op, en bracht vier jaar eerder single ‘No’ uit. In 2019 gaat het label zelfs volledig in zee met de drie rockhelden. Yaks laatste installatie breidt verder op dezelfde losbandige garagerock, weliswaar gekoppeld aan een veelvoud van infusen.

Vanwaar komt die overtuiging van Third Man? Misschien is het wel de wandel van frontman Oliver Henry Burslem, een muzikant pur sang die de aura meedraagt van een jonge Mick Jagger. Tijdens een interview op SXSW werd hem de vraag gesteld wat hij zou zijn als hij geen muzikant was. Wie dan met een uitgestreken gezicht ‘a virgin’ kan antwoorden, is dé man die je aan het roer moet hebben van je rockgezelschap. Dat wil niet zeggen dat het parcours van ‘Pursuit of momentary happiness’ er een was zonder struikelblokken. Zo trok het drietal van hot naar her nadat de eerder geplande opnamesessie in Australië met Jay Watson van Tame Impala verzeilde in een ononderbroken drinkpartij. Juist dat tekent het nieuwe ‘Pursuit of momentary happiness’ als album: een gejaagde zoektocht naar geluk die stuitert tussen het plukken van de dag en de gevreesde zelfreflectie achteraf.

De kolkende garagerock in ‘Bellyache’ zorgt linea recta voor een bombastische entree van het album. Aangedreven door jazzfluiten en donderende riffs werpt Burslem zich op tot de innerlijke stem die wraakzuchtigheid predikt. “Got the cake then eat it / Now you got bellyache / Got the habit, let’s feed it / Hope it poisons you.” Daaruit blijkt nog maar eens dat Yak een grootmeester is bij het maken van straffe eerste indrukken. Single ‘Fried’ is een stuk genuanceerder dan zijn voorganger, maar breekt de waanzinnige klankmuur zeker niet af. Vervormd gitaargebrul à la Black Rebel Motorcycle Club zwaait hier met de scepter, terwijl Burslem kweelt over de vijfde dodelijke hoofdzonde.

In het titelnummer tuimelen we in de zelfbevraging van de zanger naar wat geluk de facto mag betekenen. Het melancholische wiegelied schroeft de rocktonen aardig terug en opent zo allengs de deur naar ‘Words fail me’, waarin Burslem zijn zachte kant met moeite onder woorden kan brengen. Afstand nemen van het overweldigende rockgeluid is geen nieuwigheid voor Yak, al is het onderhuidse dualisme van de groep hier een stuk ondubbelzinniger dan bij debuut ‘Alas salvation’. De drijfkracht van ‘White male carnivore’ weet daarentegen het groepsgevoel aan te klampen middels marcherende noise rock die op den duur een knieval doet voor punk. Te lang vertoeven in zijn eigen grijze massa is dus niet iets waar Burslem beijveraar van is.

Zoals de titel van ‘Encore’ al weggeeft, krijgen we nog eens de genadige kant te horen van Yak. Gehuld in een fifties-sfeertje van doowop en lome gitaarriffs trachten de rockdwepers ons toe te dekken met de mantel der vredigheid. Als hekkensluiter koos Burslem voor zijn persoonlijke favoriet: het zweverige ‘This house has no living room’, waar J. Spaceman van de Britse spacerockgroep Spiritualized mee aan de knoppen zit. Nee zeggen tegen een acht minuten durende ruimtewandeling zouden slechts weinigen doen.

Na het beluisteren van ‘Pursuit of momentary happiness’ van het veelbelovende Yak wordt duidelijk dat de woelige speurtocht naar geluk zijn vruchten heeft afgeworpen. Voor een band die relatief vroeg om de hoek komt kijken, kunnen Burslem en co al terugvallen op een integer repertoire dat buiten de comfortzone durft te treden. Ach ja, als een muzieklabel als Third Man Records al vanaf het begin een vinger in de pap te brokken heeft, zullen er ongetwijfeld nog goede dingen onze kant uitkomen.