If I live to see the seven wonders – Bram Pollers over zeven levensbelangrijke platen

door Bram Pollers

Fascinatie is een essentieel onderdeel in de dagelijkse beleving van een mens. Het weet de banale dingen te onderscheiden van de belangrijke, en geeft ons een reden om die betoverende diversen verder te uit te pluizen. “If I live to see the seven wonders / I’ll make a path to the rainbow’s end” vertrouwden Stevie Nicks en Fleetwood Mac ons toe in 1987. Wij nemen jullie vanaf nu tweewekelijks mee langs de muzikale ontdekkingstocht van medewerkers die met veel zin hun eigen seven wonders aan jullie willen voorstellen.

The Doors – The doors

Dit is zonder enige twijfel de meest invloedrijke plaat uit mijn leven. Toen ik rond mijn zestiende levensjaar de ‘Classic albums’-documentaire over The Doors zag, werd muziek ineens veel meer dan een aangenaam tijdverdrijf. Het onwaarschijnlijke charisma, de krachtige stem en de intrigerende, choquerende teksten van Jim Morrison lieten een tijdloze indruk op mij na. Op hun titelloze debuut staat bovendien geen enkel zwak moment, met absolute uitschieters als het gejaagde ‘Break on through (to the other side)’, het van de meest hypnotiserende orgelsolo ooit voorziene ‘Light my fire’, de alternatieve lovesong ‘Soul Kitchen’ en het ondraaglijk intense, maar tegelijk bloedmooie ‘The end’.

Bon Iver – For Emma, forever ago

Ik herinner me de eerste keer dat ‘Skinny love’ mijn oorschelpen binnensijpelde nog levendig. Het was een soort explosie van rauwe emotie, een brok sentiment vergezeld van een eerlijke falsetto en een doorleefde gitaar. Vervolgens besloot ik het album dan maar te kopen, want dat lied zou nog dagen door mijn hoofd spoken. Na een eerste luisterbeurt voelde het niet aan alsof ik just another record aanhoorde. Dit was pure kunst. ‘For Emma, forever ago’ is één van de weinige platen waarvan ik meteen wist dat het om iets speciaal ging.

Dit is geen muziek van een generatie, maar muziek met een onwaarschijnlijke tijdloosheid. Moge nog veel mensen genieten van dit staaltje vakmanschap, en moge er nog vele volgen. Dit is overigens ook het voorbeeld bij uitstek hoe iemand een negatieve gebeurtenis kan ombuigen tot iets adembenemend mooi. Samen met deze creatie van Justin Vernon heb ik vele boeken doorworsteld. Hij was mijn partner in crime wanneer ‘Het verdriet van België’ naast geniaal ook zware kost bleek. Waarvoor dank, Justin. En die Emma? Die is voorgoed gebrand op de lokale harde schijf van menig muziekliefhebber als zijnde een eigenwijze trut, en zelf heeft ze inmiddels zonder twijfel spijt dat ze de man met de baard niet meer dan enkel wat skinny love geschonken heeft.

Jeff Buckley – Grace

Zeventien jaar geleden overleed Jeff Buckley na een uiterst onfortuinlijke zwempartij in de Wolf River. Alle speculaties ten spijt zullen we dus nooit weten of ‘Grace’ zijn absolute meesterwerk, dan wel nog maar het begin van vele fenomenale uitspattingen zou worden. Ikzelf geloof graag dat de carrière van Buckley nog maar in zijn kinderschoenen stond. Naast het gemis van een groot artiest, vind ik het ook heel erg jammer dat ‘My sweetheart, the drunk’ nooit verder geraakt is dan de verzameling van demo’s die ‘Sketches for my sweetheart, the drunk’ in feite is.

Verdomd goeie demo’s, laat dat duidelijk zijn. Want voor mij hoeft die tweede plaat geenszins onder te doen voor ‘Grace’. Maar het is zijn debuut dat ‘s mans uitzonderlijk talent voor mij tentoonspreidde, die ravissante verschijning vergezeld van een impressionant stemgeluid. Het is een album waar meneer Buckley mij intens mee weet te ontroeren, constant weet te intrigeren en, indien nodig, beenhard weet uit te halen. De manier waarop hij fluisterend en zalvend opent op ‘Mojo pin’ drijft mij keer op keer ver voorbij het kippenvelniveau en de gebetenheid waarmee hij “Eternal life is now on my trail” snauwt in het grungy ‘Eternal life’, maakt mij angstig en immens gelukkig tegelijkertijd. ‘Grace’ is zo divers, maar om een ellenlange opsomming te vermijden, beperk ik me tot ronduit fantastisch.

Radiohead – The national anthem

En nummer dit keer, en geen voldragen plaat. Niet omdat ‘Kid A’ geen wonderlijk meesterwerk is – dat is het wel, en tevens van grote invloed op mijn muzikale smaak – maar omdat ‘The national anthem’ in mijn ogen de antipode van een conventionele rocksong is. Yorke negeert het voor de hand liggende en creëert een indrukwekkend monster dat als experimentele jazz-stuiptrekking driftig buiten de lijntjes kleurt en figureert als een ode aan de onwaarschijnlijkheid. Deze georkestreerde tegendraadsheid heeft mij vaak doen nadenken waarom ik bepaalde muzieksoorten leuker vind dan anderen, en dan al zekere de meer populaire genres. Om dan uiteindelijk fijntjes tot de conclusie te komen dat de uitdagingen die met die tegendraadsheid gepaard gaan, het allemaal net dat tikkeltje interessanter maken voor mij. Ik kan oprecht genieten van een simpele wereldsong als ‘Yellow submarine’, maar het zijn nummers als ‘The national anthem’ die mijn visie verbreed hebben.

The Mars Volta – De-loused in the comatorium / Frances the mute

Van de georkestreerde chaos van Radiohead naar de chaotische razernijen van The Mars Volta, het is een enorme muzikale leap of faith. Er staan twee titels bij, simpelweg omdat kiezen tussen deze albums sowieso gelijk staat aan verliezen. Maar laat ons toch vooral beginnen met ‘De-loused in the comatorium’. Het was een sombere, regenachtige dag ergens in 2006 of 2007. Een muzikale kennis, tegenwoordig zelf een begenadigd muzikant, stuurde me enkele creaties door van een groep die hij “onlangs had leren kennen”. Ik herinner me die dag omdat het ging om iets bijzonder. Een nieuw hoofdstuk voor leden van At The Drive-In voor mijn iets oudere collega-muziekfanaat. En voor mij? Een openbaring. Zelden klonk een muzikaal gezelschap zo chaotisch en toch gestroomlijnd in mijn nog jonge oorschelpen. Rustpunten werden in het eerste nummer te pas en te onpas afgewisseld met uithalen die even fulminant als historisch leken. ‘Eriatarka’, zo heette dat beest in kwestie. De rest van de plaat bleek minstens even hallucinant te knallen.

Vervolgens ging ik op zoek naar andere werken van The Mars Volta. Mijn oog, oor en hart vielen uiteindelijk op hun tweede plaat, ‘Frances the mute’. In zijn geheel iets minder krachtig dan zijn voorganger, maar tot op heden slaagde geen enkele andere band erin om drie nummers van minstens twaalf minuten op één album door mijn oren te jagen, zonder dat de woorden langdradig en overbodig door mijn hoofd gingen spoken. Het wonderlijk geniale ‘L’via l’viaquez’ huppelt vrolijk van progrock over latin richting een workshop improvisatietechnieken. De vocale kracht van Bixler-Zavala, die live niet altijd even standvastig bleek, heeft een enorm hate it or love it-gehalte. Bij mij is er echter geen sprake van haat. Deze twee albums kunnen mij bekoren in elke gemoedstoestand, op elk uur van de dag. In de veilige luwte van mijn huis tegen 250 km/u uit de bol gaan, hopend dat er nooit beelden van geregistreerd zullen worden. The Mars Volta is chaos. The Mars Volta is experiment. En bovenal is The Mars Volta waanzinnig. Waanzinnig goed.

Fleetwood Mac – Tango in the night

Ik weet het, ‘Rumours’ is waarschijnlijk de beste, meest pakkende plaat over stukgelopen relaties. De energie en beleving van dat album is van een ongeziene hoogte. Maar mijn favoriete werk van Fleetwood Mac werd enkele jaren later op de wereld losgelaten, in 1987. De reden? De fantastische gitaarschitteringen van Buckingham in onder andere ‘Big love’ en het titelnummer. De creatie van popsongs (‘Everywhere’, ‘Lies’, ‘Seven wonders’) die akelig dicht bij de perfectie aanschuren. De hemelse vocale klanken van Christine McVie en Stevie Nicks weten altijd een glimlach op mijn gezicht te toveren, terwijl het fingerspitzengefühl van Lindsey Buckingham, één van de strafste gitaristen op deze planeet, mij keer op keer bewonderend doet luisteren.

Wanneer ‘s mans intro op ‘Big love’ door mijn platenspeler giert, ga ik altijd ietsje meer gefocust zitten luisteren omdat ik weet dat er drie kwartier lang een flinke brok muziekgeschiedenis de revue zal passeren, en mij zonder twijfel weer met het grootste gemak omver zal blazen. Telkenmale ‘Tango in the night’ zich in mijn kortetermijngeheugen nestelt, droom ik stiekem dat mijn danscapaciteiten exponentieel verbeteren, zodat ik ooit deze vijfenveertig minuten met de liefde van mijn leven kan doorbrengen op de dansvloer.

The White Stripes – White blood cells

Jack White is een persoonlijke held en overigens net als Buckingham één van de beste gitaristen van zijn generatie. Het eerste werk van zijn hand waar ik niet wild van word, moet voorlopig nog uitgebracht worden. Of het nu The Raconteurs, The Dead Weather, The White Stripes, solo of een spaghettiwesternuitstapje met Daniele Luppi en Danger Mouse is, hij stelt nooit teleur. Maar ‘White blood cells’ is de plaat die mijn liefde voor rockmuziek bevestigde en versterkte. Een explosie van rammelende gitaren en down-to-earth productie die schijnbaar moeiteloos gekoppeld werd aan een uitzonderlijk gevoel voor ritme.

Zelden vind ik een moment waarop ik niet naar ‘White blood cells’ wil luisteren, en als ik merk dat er weer één of meerdere plaatsjes vrijgekomen zijn in het handschoenkastje van mijn auto, zal dit meesterwerk van de roodwitte brigade altijd bij de gegadigden zijn om het op te vullen. Jack en Meg White wisten hiermee mijn fascinatie voor oudere muziek aan te zwengelen. Dankzij hen kruisten fantastische bands als Oblivians, The Flat Duo Jets en Blind Willie McTell uiteindelijk mijn pad. Een oprecht dankwoord is dus wel op z’n plaats.

Just missed the cut: ‘Lanterns’ van Son Lux, Arcade Fire, ‘Surfer rosa’ van Pixies, ‘I’m wide awake, it’s morning’ van Bright Eyes en ‘John Lennon/Plastic ono band’ van John Lennon.