Verdeeldheid op de redactievloer: het geval Yevgueni

door Jens Van Lathem

yevgueni

Soms lijkt het alsof er één juiste muzieksmaak is die je als liefhebber hoort na te streven. Dat is natuurlijk niet waar en dat bewijzen Filip Tyskens en Jens Van Lathem hieronder met hun discussie over Yevgueni. Zet je bril op en haal popcorn uit de kast, want hier volgen de pleidooien.

IK HOU VAN JE, YEVGUENI

door Filip Tyskens

Tot mijn grote onbegrip denk ik dat ik één van de enige Yevgueni-liefhebbers ben in de Indiestyle-crew, en dat ik het lastig zal hebben deze affiniteit te verdedigen. Maar goed, nu ik mezelf in een aangename underdogpositie heb genesteld kan ik toch proberen om mijn liefde voor de beste Nederlandstalige rockgroep sinds Gorki (gedurfd statement #1) te proclameren, naar aanleiding van hun nieuwe plaat ‘Van hierboven’.

Yevgueni is lange tijd ‘het groepke van Klaas Delrue’ geweest, aangezien hij degene is die het merendeel van de nummers schreef, en als je het al op de heupen kreeg van hun eerste single ‘Als ze lacht’, dan zal daar inderdaad weinig aan veranderd zijn door hun volgende platen. Er is echter wel een duidelijke evolutie op te merken doorheen de eerste tien jaar Yevgueni: van klassieke kleinkunst (‘Kannibaal’) naar binnen het genre stevige poprock (‘Welkenraedt’). Zelf heeft de band zijn best gedaan om van het onverdiende geitenwollensokken-imago af te geraken, maar toch blijft het voor hippe bastions als Studio Brussel gemakkelijk om hen te negeren. Onbegrijpelijk volgens ondergetekende, als je bedenkt dat pakweg een Hozier zesendertig keer per dag mag komen zagen over zijn kerk, terwijl die zendtijd kon gebruikt worden voor zowaar goede songs als ‘Elisa’ of ‘Manzijn’ (gedurfd statement #2).

De kracht van Yevgueni ligt namelijk in het schijnbaar gemak waarmee ze de schoonheid van alledaagse gebeurtenissen en gedachten kunnen vatten met ingenieuze, soms grappige teksten en heerlijke popmelodieën. Muzikaal kan je de groep vergelijken met Eels, die gelauwerd wordt om het vakmanschap dat schuilgaat achter zijn schijnbaar simpele liedjes. Zo ook klinkt Yevgueni nergens gemakkelijk of alsof ze op automatische piloot werken. Hun kijk op zaken die ons allemaal aangaan is dikwijls verhelderend zonder te vervallen in clichés. Wat bijvoorbeeld te denken van prachtige nummers over euthanasie (‘Oud en versleten’), plots overlijden (‘Veel te mooie dag’) of haarverlies (‘Verder zonder haar’). Zoals Klaas Delrue in ‘Hofstraat’ akelig dicht in de buurt komt van ondergetekende zijn herinneringen aan een dorpskermis, kan iedereen zich wel ergens vinden in de onderwerpen van Yevgueni.

Maar hoe zit het dan met die nieuwe plaat, ‘Van hierboven’? Wel, het bekende recept en de eerder vermelde sterke punten zijn nog altijd aanwezig, terwijl het duidelijk doorklinkt dat deze vijfde meer een group effort is geworden aangezien er qua geluid subtiel nieuwe richtingen verkend worden. Voor deze muziek kunnen we onmogelijk nog het label ‘kleinkunst’ gebruiken; dit is gewoon professionele poprock met teksten die toevallig in het Nederlands gezongen worden. De melodieën en lyrics zijn van het bekende niveau en kunnen na één luisterbeurt moeiteloos worden meegezongen. Onze favoriete momenten vonden we in de uitgebreide outro’s van ‘Het is niet veel’ en ‘Zij zingt mijn lied’, het refrein van ‘Kom met me mee’ of de tekst in ‘Ogen dicht’: “En ik slaap alleen als het niet anders kan/Ik sla op de vlucht daar weet ik alles van/Mijn hele lijf is dood gewicht/Maar slapen doe je met je ogen dicht”. Kijk, daar krijgen wij het nu eens warm van (melig statement #1).

‘Van hierboven’ luidt zeker geen al te grote veranderingen in, maar dat is ook helemaal niet nodig. Yevgueni brengt immers al tien jaar Nederlandstalige rockmuziek van constant niveau, en volgens ondergetekende mogen ze daar zo nu en dan eens voor erkend worden. Bij deze.

JE ERGERT ME, YEVGUENI

door Jens Van Lathem

Je weet hoe dat gaat: iemand vraagt je een muzieksite te coördineren waar een dikke veertig mensen voor schrijven en fotograferen, je zegt ja en opeens flitsen er elke week tientallen bands en songs voorbij die je niet allemaal naluistert want je hebt ook nog je eigen muzikale ontdekkingsreis te ondernemen. Je vertrouwt tenslotte wel de mening van je collega’s. Tot daar Yevgueni op de proppen komt met een nieuw album, die band waar je al enkele jaren een vrolijke, hartsgrondige, bewust gecultiveerde aversie voor koestert. Die doen we toch niet hé? Jongens? Toch?

yevgueni
(foto’s door Damon De Backer)

Dan sluit je maar compromissen, want dat maakt het leven aangenamer. De cd gaat in de interne lijst voor medewerkers begeleid door een denigrerend mopje en iedereen is tevreden. Tot je gevraagd wordt dan maar eens uit te leggen waarom je Yevgueni zo haat. Als je nu nog niet afgehaakt bent, zal je lezen hoe ik de reis van kleinkunst naar stevige poprock zoals gegidst door Filip Tyskens meevolg en van commentaar voorzie. Maar eerst iets uit de weg zetten: dat Yevgueni bestaat uit slechte muzikanten of niet op de radio mag komen, wil ik niet gezegd hebben. Studio Brussel heb ik al maanden niet meer bewust geluisterd dus ik zou het niet weten, en iedereen die zonder fouten ‘Let it be’ op de piano tokkelt heeft mijn bewondering al. Dit stuk gaat enkel over mijn persoonlijke walging.

Zo heb ik mijn serieuze twijfels bij het genre “kleinkunst” (alle kunst moet groot zijn), alsof elke boerenzoon die besluit zich te bezigen van de akoestische gitaar en de Vlaamse taal gedoemd is de rest van zijn povere artiestenbestaan gebogen te leven onder de geweldenaren van Anglicaanse rockbands. Yevgueni en een dozijn boombals bewijzen dat er nog wel een markt is voor die promosticker, alleen heb ik grote problemen met hun geloofwaardigheid. Dan nog liever Willem Vermandere, die vast nog een paar kruimels boterham beplakt met gesmokkelde boter in zijn baard heeft hangen. De provinciale metropool en het label kleinkunst, het lijkt me een verschrikkelijke combinatie. Breek me verder de mond niet open over de tweede omschrijving die Filip hanteert, “stevige poprock”, dat me steeds doet denken aan bands die heel erg veel naar Circle Jerks en Bikini Kill hebben geluisterd, zich wegens financiële redenen liever niet in dat avontuur stortten maar wel graag doen alsof ze rebels zijn.

Filip verheugt me meteen op een paar songs die mijn vooroordelen bevestigen. ‘Als ze lacht’ is onmetelijk saai en bedient zich van het soort rijmpjes waar ik (als heimwee de kop opsteekt) enkel honderden kilometers van de landsgrenzen naar kan luisteren (Clouseau dus). Het doet me ook bedenken dat Nederlandstalige bands misschien toch echt een achterstand hebben op het Anglicaanse geweld. Uren kan ik luisteren naar de meest nietszeggende Engelse teksten zonder me echt lastig te maken, maar Yevgueni moet van mij liefst op het niveau van een Bouazza schrijven, de taal heruitvinden. Misschien is het gewoon een vorm van eigen-bodemhaat, want ik lach ook graag met de lyrics van The Blackbox Revelation. Maar goed, net zoals ik af en toe probeer om ‘Sandinista!’ uit te zitten in de hoop de achterliggende booschap te doorgronden, moet ik me misschien meer concentreren op boodschap dan muziek en rijm. Alleen hoor ik dat prachtige nummer over euthanasie niet, enkel een ietwat opgekuiste versie van de cafépraat van stoere veertigers (“heuheu, als ik oud ben, heuheu, schiet mij maar af, heuheu”). ‘Mama, ik wil papa’ heeft wel het potentieel om een sentimentele kritiek op de maatschappij te worden, maar het hoempapa-vestje wordt me te kwaad.

Die ergernis om de schrijfsels blijft echter niet lang duren. Yevgueni blijft wel grossieren in songs waar je speciale personages voor moet creëren (‘Marcel’) om een geloofwaardige context op te zetten, maar soms boren ze ook iets aan waar ik wel goedkeurend om kan knikken: één of twee diepgravende zinnen die vanzelf een wereld doen opengaan waarin je zelf de vrijheid hebt het verhaal op te bouwen (“Een hart dat niet zo fel meer slaat / een stem die niet zo stoer meer praat” uit ‘Robbie II). De muzikale keuzes blijven me echter tegensteken, vooral omdat ik luister met het inzicht dat harde gitaren en tegendraadse riffjes even saai en vormelijk kunnen zijn als een communieplechtigheid, een probleem waar geen enkel Yevgueni-album aan lijkt te ontsnappen en waardoor elk lied als twee druppels water op het andere gaat lijken. De alomtegenwoordige piano die dan integendeel nooit een valse noot raakt, maakt de eenheidsworst nog groter.

Misschien heeft het ook iets te maken met de stem van Klaas Delrue die sommigen zouden omschrijven als warm en melancholiek, maar bij mij eerder binnenkomt als de klaagzang van een hees, mompelend schaap. Het verkennen van nieuwe genres doet zijn geluid geen goed. Het doet denken aan Raymond van het Groenewoud die elke stijl dankzij zijn koppige eenzijdige keelklanken verbastert. Verder hoorde ik ooit een lof op een kermis die nooit echt bestaan heeft, of toch schuldig verzuim pleegde nog enkele andere gezellige tradities te vermelden: messengevechten, pastoors die van de gelegenheid gebruik maakten op liefdesjacht te gaan en restanten van het VNV die olijk door de Vlaamse velden marcheren.

“Een heimwee die niet overgaat”, eveneens uit ‘Robbie II’, lijkt het grootste probleem van Yevgueni samen te vatten. Het promoot zowel een persoonlijke als een maatschappelijke huilerige nostalgie die enkel kan leiden tot defaitisme, want het verleden heeft nooit bestaan en komt nooit meer terug. Ik stel me voor dat duizenden twintigers met hun vijf albums in de rugzak opnieuw de bretellen en bérets aandoet en biologische aardappelen gaat kweken. Maar het gaat niet lukken. Het gaat echt niet lukken.

Nog een laatste boodschap: zet je meest feministische bril op (hij moet niet eens zo scherp lezen) en onderzoek de teksten van ‘Als ze lacht’, ‘Manzijn’ en ‘Nieuwe meisjes’. Die doos gaan we echter nu niet opendoen.