Een interview met Wallace Vanborn over nieuwe plaat, woestijn en spiritualiteit

door Mattias Goossens

De vrees te laat te zijn blijkt ongegrond wanneer Wallace-zanger Ian Clement twee minuten later dan mezelf aan zijn eigen voordeur staat. “Sorry, ik wou eigenlijk nog langs de winkel gaan maar ik ben iets te lang in ons repetitiekot blijven plakken”, excuseert hij zich terwijl hij de deur openmaakt. “We zijn bezig met merchandisepakketjes te maken en daar kruipt best wel wat tijd in.” Zelfs de ruigste gitaargroepen ontkomen duidelijk niet aan occasioneel bandwerk. En ook interviews horen daar bij.

In zijn appartement aangekomen haast Ian zich eerst naar de keuken. “Ik heb niet veel in huis. Pintjes, blonde Leffe of kraantjeswater…” In de woonkamer/opnamestudio ontwaar ik de contouren van te veel gitaren voor een te smalle muur. Nadat er wat meer licht wordt gemaakt, komen talrijke exotische maskers, een runderschedel en plastic dinosaurussen tevoorschijn. Dat uitgesproken gevoel voor inrichting en sfeer kan je ook afleiden uit de knappe cover van ‘The orb we absorb’, het derde album van de groep. “Werk van Sammy Slabbinck, een Belgisch talent dat veel opdrachten uit Brooklyn krijgt en hier wat onder de radar werkt – zoals zovelen onder ons”, grijnst Ian. “Sylvester (Vanborm, drummer) ontdekte hem op de website StumbleUpon en onze interesse was gewekt. Toen we het beeld zagen dat nu de cover van de plaat is geworden waren we meteen verkocht. De nummers hadden we al, en ik was ook met ‘orb’ en ‘absorb aan het spelen – alleen wist ik nog niet goed in welke volgorde precies. Maar dat beeld van Sammy zei alles.”

De albumtitel dekt ook grotendeels de inhoud. “Het idee dat we moeten terugkeren naar respect en ontzag voor moeder aarde zit er zeker in. We zijn dat een beetje verleerd. Individualisme is iets van het verleden, dat mag niet de toekomst zijn. We moeten kunnen samenwerken – onze ‘vijanden’ zijn uiteindelijk ook maar één van ons. Zij snappen het nog niet maar… De weg is nog lang.” Mensen zoals Russell Brand kunnen op Ian’s sympathie rekenen. “Ik ben blij dat er iemand is die snapt dat het over de boodschap gaat, en niet over zichzelf. Iets wat we overigens zelf ook proberen te doen. Brand’s boek ‘The Revolution’ gaat erover dat we als mensen samen, als unity, veel meer te zeggen hebben dan die kleine mannetjes aan de top van multinationals. Maar die hebben zoveel geld, en via propaganda zijn ze erin geslaagd iedereen te conditioneren tot een beklemmende visie”. Hij geeft een geslaagde imitatie van een redneck met Gentse tongval om zijn punt duidelijk te maken. “Die angstterreur is iets waar we allemaal mee moeten leren omgaan.”

Het is al even geleden dat er nog zo’n zware thema’s expliciet aan bod kwamen op een Belgische rockplaat. “Het verbaast me dat er niet nóg meer vragen oprijzen. Is het omdat muzikanten denken dat ze toch niets kunnen veranderen, of omdat ze te graag een hit en succes willen en daarom politiek geladen thema’s schuwen? Ik weet het niet, maar het stemt wel tot nadenken.” Toch is het niet al politiek wat de klok slaat, de zanger neemt zichzelf ook onder vuur. “‘A bee and a buzz’ gaat over het ego dat altijd gepaard gaat met op een podium staan. Succes kan al snel een deur vormen naar een andere persoon. Ik doe mijn best om daar afstand van te nemen, bijvoorbeeld door nummers te schrijven waar ik dat in kwijt kan. Door tegelijk dingen te zeggen die ik eigenlijk meen, maar wel kan relativeren.”

“Door deze plaat op te nemen in Amerika, konden we ons makkelijker afzetten tegen het spectrum van de vorige plaat. Die was heel technisch: veel takes, combinaties van versterkers en microfoons, overdubs en ander gepruts. ‘t Is een goed album, daar niet van, maar het mist soms wat spontaniteit. Van dat statische wilden we af. Ik heb dat aan Chris uitgelegd en hij begreep wat ik bedoelde. Hij heeft ons drie dagen laten repeteren en op de vierde dag gezegd dat hij met die opnames genoeg had. Wij waren om het zachtjes uit te drukken nogal verbaasd  (lacht). The perfect imperfection noemde hij dat.” Verveeld hebben ze zich de rest van hun verblijf niet. “Beetje corona drinken, beetje tequila drinken. En ik moest ook nog wat vocals  doen. Verder ben ik ook op spirituele retraite geweest in de woestijn. Ik ben altijd al een sceptische Westerling geweest die niet geloofde in God en er van overtuigd was dat we enkel en alleen deze verdoemde aardkloot hebben. Door in de woestijn rond te dwalen ben ik mij toch wat vragen gaan stellen bij dat denkbeeld. En dan ga je naar de boekenbeurs…”, zegt hij grijnzend terwijl hij enkele boeken van de salontafel neemt, “en koop je boeken als ‘Atheïstische spiritualiteit’, De psychologie van de beïnvloeding’ en ‘The hardcore propaganda manual’. Om bezig te blijven en bij te leren”, vertrouwt hij me gespeeld serieus toe.

“Het is daar zo kaal in de woestijn, en tegelijk zo mooi. ‘t Is een plek waar uitersten elkaar vinden: al die kleine plantjes en beestjes die snakken naar overleven. Het idee dat je moet vechten om te overleven, dat speelt wel mee op de plaat. Iedereen is daar ook heel ‘normaal’: David Catching, Jesse Hughes, Brian O’Connor en Chris zijn heel chill. Ze hebben respect voor elkaars persoon en grenzen. Joshua Tree is een soort van commune voor weirdo’s en misfits die elkaars verschillen hebben leren appreciëren. Supervriendelijke mensen ook: we hebben een paar keer autopech gehad en er was altijd wel een toevallige voorbijganger die spontaan in mechanic-mode ging. Je leert daar ook vertrouwen op die rare vreemdelingen. Zo kwamen we op een yardsale een soort kruising tussen Jack Black en een methverslaafde tegen, Crash genaamd. Hij bleef maar aandringen dat we naar zijn busje moesten komen en wij waren daar toch niet volledig gerust in. Uiteindelijk zijn we meegegaan: bleek dat die allemaal tekeningen had gemaakt van Led Zeppelin en daar vroeger nog mee de baan op was gegaan als roadie, met sappige anekdotes tot gevolg.  Toen we vertelden dat wij een plaat aan het maken waren in de Rancho was hij heel enthousiast. Da’s zo’n moment waarop je eerst afgeschrikt bent door iemand en dan beseft dat het ook maar een mens is. Dan kom je terug in België en zie je de bange bomma achter haar raam staan, op de loer voor ‘misdadigers’. Die onderhuidse angst kan leiden tot isolatie totdat mensen helemaal vastzitten in hun hoofd.”

De drie groepsleden zijn sinds kort voltijds beroepsmuzikant en die vrijgekomen tijd zal vooral gebruikt worden om nog meer muziek te maken. “Ik weet niet of het al geweten mag zijn, dus bij deze een primeur:  in het voorjaar gaan we een ep uitbrengen met andere versies van bestaande Wallace-nummers. Ik moedig Sylvester en Dries ook aan om andere dingen te doen buiten Wallace Vanborn. De groep blijft wel centraal, maar nieuwe projecten kunnen alleen maar een verrijking betekenen. Dat was met mijn soloplaat ook zo.” Of we binnenkort weer een Wallace Vanborn XXL concert kunnen verwachten? “Goh, ik denk dat we in de Handelsbeurs op het einde van de maand nog eens een gewone show gaan spelen. Maar reken er maar op dat er op het einde van deze tour weer een XXL concert zal doorgaan. De vorige editie in de Vooruit was zo fantastisch, dat willen we nog wel eens proberen evenaren. Met wie of wat is nog wat vroeg om te zeggen, dat zien we nog wel. Die speciallekes houden het fris, je kan eens in iemand anders’ sfeer zitten. ‘t Is goed als er veel dialoog is.”