De keelgaten van BRUTUS en Shamir op Pukkelpop 2015

door Jens Van Lathem

Niets beter dan een schreeuw of een uithaal om je oren helemaal wakker te schudden en je benen terug in beweging te brengen. De vroege namiddag beloofde daarin twee variëteiten en bracht ons zo in verleiding om ze eens naast mekaar te leggen: Stefanie Mannaerts, frontvrouw en drumster van BRUTUS en Shamir Bailey, een jonge en veelbelovende contratenor.

Shamirrrr

Als Belgische band niet in de Wablieft?! of Baraque Futur gedumpt worden bleek ook deze editie van Pukkelpop weer een opgave. BRUTUS kreeg een plaatsje in The Shelter en kon dus dat al als een overwinning boeken. De stem van Mannaerts deed in het begin van het optreden exact wat we er al van hadden gehoord op plaat: het fungeerde als stijlmiddel, als een ijle koude die aan de orkaan van bas en gitaar nog een verwoestende laag toevoegde. Die instrumentatie kon je niet enkel omschrijven als hardcore, maar ook als een soort bij mekaar geperste postrock die altijd het grootse epos probeerde te bouwen. Dat bleek het perfecte materiaal voor de langgerekte schreeuwen en maniakale drumpartijen van de frontvrouw.

Gelukkig bleef het niet daarbij en kwam er meer vocale variatie in de set. De drumster durfde ook weleens van zich afbijten en een song vullen met melodie en uitgetekende strofes en refreinen. Daarnaast speelde BRUTUS vaak een kat- en muisspelletje met zichzelf, waarbij Mannaerts het stramien van de snaarinstrumenten na-aapte. Genoeg redenen dus om ons van een concert als een bom te voorzien, ware het niet dat de vele rustpauzes doorheen songs eerder als fysieke noodzaak overkwamen dan de spanningsboog dienden. Wanneer de band die breaks opvulde met een minimalistische gitaar in plaats van wat drumstokkengetik, waanden we ons pas echt in het oog van de storm.

Over dan naar de Dance Hall waar de twintigjarige Shamir uit Las Vegas ronddartelde. De meeslepende stem van de jonge Amerikaan verdient het om in de spotlights geplaatst te worden als een echte diva, met kwaliteiten die zowel doen denken aan het beste van Michael Jackson als Mariah Carey. Bezorg de man een akoestische gitaar, en je hoort meteen wat we bedoelen.

Groot was dan ook onze verbazing wanneer Bailey zijn stem vooral ten dienste leek te stellen. De artiest zette zich zowel in functie van de hyperkinetische punkfunk (denk aan Cansei de Ser Sexy, maar eigenlijk nog strakker en zonder weerhaken) als van zijn twee achtergrondzangeressen. Zelfs bij nummers uit de ‘Northtown’-ep, waarin de vocalen een prominentere rol opnamen, liet de muzikant graag de uithalen over aan zijn twee kompanes.

shamirr

Shamir werd dan maar op een andere manier in de schijnwerpers geplaatst. Als een volleerde popster bracht hij met zijn gestileerde timbre de meest energieke frivoliteit in het optreden, hetgeen vooral halfgerapte songs als ‘On the regular’ naar een hoger niveau tilde. Daarnaast werden zijn tonen gecontrasteerd door een technisch trucje: zo hoog Bailey ging, zo laag klonk zijn meest bedrijvige zangeres.

Vraag is of in de Dance Hall pochende divamomentjes gewerkt zouden hebben. Case in point: ‘Demon’. Om uithalen mogelijk te maken diende de drummer, die normaal gezien geen enkele langgerekte noot enige rust gunde, zich zodanig in te houden dat je het concert meteen voelde inzakken. Shamir hield zich dan ook wijselijk bij de eerder omschreven frivoliteit. Nog het publiek laten meezingen met ‘Call it off’ en daarna een halfuurtje de tent induiken om knuffels en selfies uit te delen; de Dance Hall maakte zijn naam waar.

Foto’s van Shamir door Bert Savels