De laatste dag van Pukkelpop: weemoedig tussen tienerhype en artiesten van alle continenten

door Lowie Bradt

De laatste festivaldag op Pukkelpop ging gepaard met een mix van weemoed en verlossing. De gezellige weide en de keuzestress inducerende overvloed aan muziekoptredens verlaten doet pijn aan het hart, al zijn we toch blij als we weg van ons vierkant metertje op de camping richting ons zacht bed kunnen gaan; misschien worden we gewoon oud. Wat er ook van zij, bij het schrijven over volgende concerten werden we hoe dan ook al nostalgisch naar enkele uren terug. Wanneer valt Pukkelpop ook weer volgend jaar?

Foto’s door Jan Van den Bulck.

“Wat sta ik hier te doen”, riep Michiel Randsome ons bij opkomst toe in z’n karakteristieke chipmunk autotune, en wij dachten hetzelfde. De prut hing nog in onze ogen en voor een festivalpint leek onze net ontwaakte maag nog niet klaar, zo vroeg was het. Maar wat zijn we nu blij dat we ons om twaalf uur naar de Castello hadden gesleept. Het optreden van Shht hoorde ongetwijfeld tot onze top van drie dagen Pukkelpop. Beuken à la Raketkanon, ongemeen grooven, verschillende ladingen confetti en een PowerPoint met gastbijdrages van ons koningspaar en Chokri, Shht combineerde het allemaal. Alsof dat alles nog niet genoeg was, gooiden ze er nog een collectief blazers overheen, en ja, ook dat werkte perfect. Shht was hilarisch, overweldigend, strak en hongerig. Tegen het einde stelde de band ook nog de grenzen van een performance in vraag toen het, met trompetten en trommels, het publiek indook en ons in extase meenam richting de festivaluitgang, als een ware fanfare. We hadden een kanjer van een glimlach drie kwartier lang niet van ons gezicht gekregen. Shht voor Radio 2’s zomerhit 2020. (Lowie)

Wie ook de glimlach niet van zijn gezicht kreeg was Ata Kak. Het verhaal van de Ghanees leest als een sprookje: in de jaren 90 een cassette opgenomen en het amper aan de man gekregen, tot het op een rommelmarkt een tiental jaren later in de handen kwam van een musicoloog die zijn liefde ervoor aan de volledige wereld doorgaf. Ata Kak, ondertussen zelf compleet vergeten dat hij überhaupt ooit die collectie songs ineen had gestoken, was zelf niet op de hoogte van en compleet onbereikbaar voor zijn succes. Tot de magiër enkele jaren terug eindelijk werd gevonden en de man begon te touren. Het leverde gisteren een aandoenlijk tafereel op: de er enorm oncool uitziende Ghanees genoot als een kind dat de eerste keer een pretpark binnen mocht, het publiek mocht z’n cultfiguur in de intieme Castello aan het werk zien. Puur muzikaal trok het op niet veel maar dat kon ditmaal het optreden niet vergallen. (Lowie)

Het New Yorkse vijftal BODEGA kreeg veertig minuten speeltijd in de Lift. Voor een band waarvan de helft van het repertoire minder dan twee minuten duurt, schept dat heel wat mogelijkheden. ‘Can’t knock the hustle’ opende en meteen golfde de energie van het podium af. Vooral de zangeres en hi hat-verantwoordelijke Nikki Belfiglio stak de show een peper in zijn gat. Ze was constant aan het springen, dansen, schreeuwen, zingen, vallen, opstaan en weer doorgaan. Vijftig jaar geleden had ze vast en zeker niet misstaan bij bands als Delta 5 of Bush Tetras. ‘How did this happen’ volgde snel, de nummers werden aaneen gepraat door de robotstem uit het nummer ‘Bodega birth’, dat evenwel niet gespeeld werd. Met topsong ‘Jack in Titanic’ en het emotionele ‘Charlie’ ging het tempo wat liggen. Met een terloops “Is this too real for ya? werden dan weer heel wat FONTAINES D.C.-harten bekoord. BODEGA bewees dat het een even toegewijde fanbasis verdient als die van andere punkbands, zoals IDLES of FONTAINES D.C. De capslock zit in ieder geval al goed. (Hanne)

Of je nu voor of tegen Billie Eilish bent, vindt dat de Amerikaanse haar succes aan een sterke marketing, haar songschrijvende broer of haarzelf te danken heeft, het staat vast dat ze een unieke figuur binnen de huidige muziekscene is. Nog steeds geen achttien en toch al zo een eigen uitgediepte sound hebben, daarop kunnen wij enkel chapeau zeggen. Daarbovenop is ze in vergelijking met andere tieneridolen een verademing. Eilish staat voor zelfaanvaarding en probeert mentale problemen in haar ongewoon mature interviews bespreekbaar te maken. Waar andere sterren ook dwepen met drugs, had Billie Eilish op Pukkelpop een drinkbus water mee. Nogmaals, chapeau.

Het optreden zelf dan: goed was het, meer ook niet. Eilish heeft bommen charisma, komt authentiek over maar miste op Pukkelpop wat kracht in haar muziek om de weide en een grote Main Stage een uur te kunnen vullen. Tienermeisjes vielen met hopen in zwijm, de rest van de weide kreeg ze iets moeilijker mee. Al had dat ook zeker iets te maken met de klaarte van de namiddagweide. En zelfs dan nog, ‘When I was older’ toonde zich een duistere autotuneballad zoals er zelden eerder één werd gemaakt, ‘You should see me in a crown’ maakte het publiek opzwepend wakker en het prachtige ‘When the party’s over’ kreeg de weide akelig stil. Laten we hopen dat de roem niet aan het meisje vreet want met wat extra albums achter de hand zou Eilish weleens de beste superster in decennia kunnen worden. (Lowie)

Anna Calvi heeft een stem die staat als een huis. Bijgestaan door haar al even verpletterende gitaarstijl, een percussie- en toetsenspeler en een drummer kwam ze op Pukkelpop nog een keer ‘Hunter’ voorstellen. Titeltrack ‘Hunter’, ‘Indies or paradise’ en ‘As a man’ waren mooie openers die baadden in een felrode lichtshow. Na enkele songs leek de Britse echter uitgezongen. We hoorden te veel van hetzelfde en konden onze aandacht er maar moeilijk bijhouden. Op het einde schoot ze ons wel wakker met een werkelijk fantastische, op dreunende synths drijvende cover van Suicides ‘Ghost Rider’. (Lowie)

Met een songtitel als ‘Suicidal thoughts in the back of a Cadillac’ hoeven we u niet te zeggen wat voor muziek Pouya maakt. Toegegeven, soms kunnen we wel eens genieten van in luxe badende, overdreven depressieve trap – zie popversie Post Malone of hipsterversies Yung Lean en Bladee. Pouya gaan we daarentegen niet snel aan dat lijstje toevoegen. Ten eerste had de man uiterst matige songs waarover niks noemenswaardigs te zeggen valt, ten tweede was zijn liveshow in het bedje van veel andere hiphopconcerten ziek. Eerst warmde een deejay een kwartier de boel op, waarop Pouya zelf meer aanmaande tot mosh- en circle pits dan dat hij rapte, aan wat goedkope crowdpleasing deed en de set verliet zonder het achterste van z’n tong te laten zien: het typische rondje waarmee te veel hiphopshows zich er gemakzuchtig mee vanaf maken dus. Nee, naar Pouya gaan kijken op Pukkelpop was niet de beste keuze van ons festival. (Lowie)

Ayco Duyster vertelde ons voor de opkomst van Connan Mockasin dat het de laatste stop was voor z’n band op deze tournee. Afgaande op de sterk afwisselende bezetting van Mockasins liveband had gisteren dus weleens de laatste keer geweest kunnen zijn dat dat het viertal samen speelde. De groep had de afgelopen maanden al heel wat kilometers afgelegd en oogde zichtbaar vermoeid: het collectief schakelde op een kortstondige uitbarsting in ‘Forever dolphin love’ na niet naar een hoge versnelling, volledig in de lijn van laatste album ‘Jassbusters’. Maar ach, waarom zou dat moeten; wie door idyllische plaatsjes rijdt, gaat toch ook niet aan 130 kilometer per uur beginnen vlammen. We kregen een handvol songs om bij af te reizen naar zachte zomeravonden. (Lowie)

Vorig jaar mocht The Black Angels als afsluiter de Lift omtoveren tot een trancetempel, dit jaar viel die taak Kikagaku Moyo te beurt. De harige Japanners hadden behalve hun kapsels en kleurrijke outfits ook een heel arsenaal instrumenten bij. De sitar kruidde de sound soms Indisch, een van de gitaristen had een hele constructie van koebellen, triangels en fluitjes bij en op een bepaald moment tokkelde de sitarspeler op iets wat we niet anders kunnen omschrijven dan een obus uit de eerste wereldoorlog. Muzikaal tapte de band uit verschillende vaatjes. De bas van ‘Green sugar’ dipte zijn teen in een krautbad, terwijl de gitaarriedel uit ‘Kogarashi’ lekker folky klonk. Andere keren explodeerde die obus in een noisefestijn en pure psych kon uiteraard ook niet ontbreken. Kikagaku Moyo spande een touw tussen alle genres en danste er feilloos op. Wij dansten graag met hen mee. (Hanne)