Foto´s + verslag Leffingeleuren dag 3, 15 september 2013

door Simon Ramboer

Foto’s Simon Ramboer, verslag Jens Van Lathem

Op de zondag van Leffingeleuren stonden vooral bands geprogrammeerd met flamboyante en charismatische frontmannen en vrouwen, ongetwijfeld om ons proberen wakker te houden op de derde dag van het festival. We waren benieuwd naar wie dat ook effectief zou lukken.

Niets is beter om de namiddag te beginnen dan een stevige portie artrock. Voor ‘A Gentleman’s Agreement’ haalde Dez Mona twee gitaristen erbij met als doel hun geluid wat meer verteerbaar te maken, op zich ook al een gewaagd experiment voor de band. Zanger Gregory Frateur was geslaagd theatraal en stelde de stembeheersing tentoon van een operazanger(es). Zo bijvoorbeeld eindigde hij ‘Suspicion’, een heerlijke 80’s ballad, door alle noten van de toonladder te bezoeken. Maar uiteindelijk stalen de twee gitaristen de show, en dan toch vooral Tijs Delbeke (Sir Yes Sir) die in een duet met Frateur (‘A Little Bit of a Dream’) het perfecte vocale tegengewicht bood voor diens escapades. De nieuwe sound combineert het dreigende van Nick Cave in de strofes (‘Memory of the Sun’) en de glamrock van David Bowie in de refreinen. Elke keer als de bassist zijn contrabas bovenhaalde, bijvoorbeeld op ‘The Back Door’, konden we ons verwachten aan een abstract funky baslijn die zou eindigen in een experimentele jam waarbij Frateur aan het regendansen sloeg. Het weer gehoorzaamde gedwee. “Het is voor ons, prinsen van de nacht, soms moeilijk overdag onze duivels uit te drijven,” vertelde de frontman ons nog. Wel, het is hen dan toch verdomd goed gelukt.

Even waren wij nieuwsgierig naar Blaudzun toen het erop leek dat hij een heuse americanaband had meegebracht, maar al snel bleek dat iets te overhaast. Want pas tijdens het derde nummer ‘Who Took the Wheel’ stond de mix eindelijk op punt en hoorden we tot onze grote spijt dat de muziek teveel probeerde te wedijveren met Arcade Fire of Fanfarlo en te weinig een eigen gezicht had. Zo weinig enthousiast stonden zijn muzikanten op het podium, zo hopeloos tevergeefs probeerde Johannes Sigmond het publiek op zijn hand te krijgen. Hij leidde ons door een geslaagd meeklapmoment, een half gelukt meezingmoment en een compleet mislukt meefluitmoment. De zanger moet er zelf de mot in hebben gehad, want toen hij een paar seconden later het publiek uitnodigde ‘eens een Hollander uit te fluiten’ gebeurde dat contrasterend levendig. Niet dat het allemaal slecht was, zo kon bijvoorbeeld de mystieke viool op ‘Flame On My Head’ ons erg bekoren en naar het einde van de set toe werd de nadruk meer op de gitaar gelegd en kregen we nog even echte americana op ons bord. Volgende keer beter.

Arno werd op de Lokerse Feesten nog aangekondigd als de ware koning der Belgen, op Leffingeleuren pleegden ze graag majesteitsschennis met een mopje over zijn piemel. Niet dat de Oostendenaar het aan zijn hart liet komen, want het enige dat hij moest doen om het publiek wild te krijgen was opkomen. De band met spacy synthesizerman Serge Feys en industriële wildemannen Filip Wauters op gitaar en Mirko Banovic op bas was zo strak dat het leek alsof Arno maar wat nonchalant stond te grommen. Niets is echter minder waar, want de man heeft een betere timing dan zijn altijd dronken voorkomen doet uitschijnen. Een goudmijn aan citaten, dat is hij ook. “1 – 2 – 3 – 4, hoedje van papier” op ‘We Want More’, een opmerking over de kapsels van KV Oostende en het hoge woord dat er al bij het tweede nummer uit was: “Je suis fantastique”. En vloeken deed hij ook al als de beste. Het publiek werd tussen nieuwer werk als ‘I don’t believe’ zoet gehouden met de industriële reggae op ‘Vive ma Liberté’ en industriële blues op ‘Je veux nager’, maar de echte mokerslag werd bewaard voor het einde. ‘Oh la la la’, waarna het publiek in koor “kust m’n kloten” mocht joelen en ‘Putain Putain’ waarop de bas een hoofdrol speelde en de eindjam het Europese volkslied voortbracht. Na bisnummer ‘Bathroom Singer’ kwamen we tot de conclusie dat Arno leeft, tegen alle verwachtingen in. Dat Arno tegen alle verwachtingen in nog relevant is. En dat Arno kwam, we weten niet zeker of hij nog goed zag, maar in ieder geval overwon.

Onze favoriete opa in de rock-’n-roll moet Seasick Steve zijn. Zo oud als de bergen beschrijft hij zichzelf. De vriendelijke bluesman hopte van de ene trein in de andere, kwam aan bij Jools Holland en maakt sindsdien het mooie weer op elk festivalpodium. Nog steeds lees je in zijn ogen het ongeloof. Maar dat hij niet aan het rustiger aan doen denkt, dat is duidelijk. Steve wisselde op nummers als ‘Self Sufficient Man’ en ‘Freedom Road’ tussen trage blues, snelle blues, tragere blues, snellere blues en alle versnellingen daartussenin. En wat hij doet op zijn oude dag met al dat geld vertelde hij graag. Wijn drinken (een juich voor elke slok), dromerig kijken naar tractors, herinneringen ophalen aan de boerderij (‘Down on the Farm’) en zelf gitaren maken van alle rommel die hij kan vinden. Nadat hij een meisje uit het publiek haalde en haar het romantische zuiden voor ogen spiegelde, was hij vooral bekommerd om onze gezondheid. Op het hilarische‘Chiggers’ waarschuwde hij voor de mijt die zich op je huid vastbijt en eitjes legt. De oplossing? Kniesokken dragen en in bad gaan, zo simpel als Seasick Steve zelf. Maar dat hij ook kan betoveren bewees hij nog vlug op het bisnummer, de traditional ‘Gentle on My Mind’. Seasick Steve bloedmooi en zonder grappen en grollen, zo hadden we hem nog nooit gezien.

Herbeleef Leffingeleuren ook via www.leffingeleurenfestival.be.