Kendrick Lamar, god van het Sportpaleis

door Geerhard Verbeelen

The DAMN. tour van Kendrick Lamar hield halt in Antwerpen. Lang op voorhand al bestempeld als ‘het concert van het jaar’, voor minder dan legendarisch kwam niemand. Heerste er buiten de deuren van het Sportpaleis zowel voor als na pure chaos, was er binnen niets anders dan harmonie. Het lange wachten werd meer dan beloond.

Kendrick koos voor ‘DNA’ als onstuimige opener. Geen stilte voor de storm, nee, rechtstreeks in de draaikolk gezwierd. Een keiharde kaakslag van King Kenny, en het publiek toonde zich klaar om anderhalf uur lang uit de hand van de man uit Compton te eten. Hij vulde die gretig. Iemand die vier hiphop-hoogtepunten na elkaar afleverde, kan vissen uit een enorme poel van hits. Lamar ledigde de kelk tot op de bodem. Met ‘King kunta’ vrij vroeg in de set en de gedroomde afsluiter voor zowat elke artiest ‘Alright’ niet eens helemaal op het einde. Kendrick kon het zich zelfs permitteren om het merendeel van zijn magnum opus ‘To pimp a butterfly’ achterwege te laten. Dat zegt heel wat over zijn status.

Hiphop bleef de basis, al is hij het genre eigenlijk allang overstegen. Hier en daar kregen we de allures van echte stadionrock te horen, mogelijk gemaakt door een begeleidingsband die hoorbaar aanwezig was, maar ver uit het zicht van de toeschouwers bleef. Jammer voor de uitstekende muzikanten, maar op het enorme podium was nu eenmaal geen plaats: alles (en iedereen) werd ingenomen door de charismatische persoonlijkheid van de rapper. Nonchalant, bijna arrogant stond hij daar te wezen. Strak gezicht, een ongekende focus en volledig in z’n element, vanaf de eerste verzen. Uiterlijk nog vrij kalm, innerlijk brandend van verlangen en passie. De pure schoonheid in ‘LOVE.’, de harde realiteit in ‘LUST.’,  het gevoelige ‘PRIDE.’ er was niets dat de rapper niet aankon. Aan zelfvertrouwen absoluut geen gebrek. Hij besefte wel degelijk wat zijn invloed is. In zijn wit gewaad deed zijn verschijning quasi-religieus af. Hallelujah (of Halle Berry). Dat hij afsloot met ‘GOD.’ was niets minder dan een welgekozen metafoor voor het hele optreden. Hij maakte er overigens weinig woorden aan vuil. Geen makkelijke uithalen naar Trump, geen gelul over “the greatest crowd ever“. Enkel een welgemeende “I’ll be back”. God, wat kijken we daar naar uit.

I’m gonna test the day ones”, declameerde hij, ergens in het midden van zijn set, waarna de makkelijkste quiz ooit volgde: nummers als ‘Swimming pool’ en ‘Bitch don’t kill my vibe’ waren nu niet meteen b-kantjes. De euforie en adrenaline hingen als een roze, zweterige wolk in het Sportpaleis. Het waanzinnige tempo zorgde bijna voor ademnood. ‘Untitled 07’ blies iedereen omver. “Fame won’t get you high like this”, maar Kendrick deed dat wel. Ook ‘Backseat freestyle’ was een uitzinnige bom, maar een enkel hoogtepunt kiezen, zou het geheel oneer aandoen. Je vloog van de ene doldwaze rit in de andere. Met Lamar als roekeloze chauffeur.  Je vroeg je telkens weer af of het nog beter zou kunnen worden. Telkens was het antwoord volmondig ja.

Alsof de muziek op zich nog niet sterk genoeg was, kregen we ook nog eens een esthetisch perfecte show voorgeschoteld. Op de gigantische scherm achter verscheen zijn alter ego Kung Fu Kenny, een figuurtje dat uit Mortal Kombat of Teken 3 kwam gelopen. Boven hem nog een bewegend scherm. Opengesneden ogen, hier een daar een vlam of een zwevende Kendrick: spektakel en show en toch niet echt goedkoop. Er zat meer achter dan ‘hey, laten we wat toffe dingen doen, zodat de mensen zich niet vervelen’.

Met ‘HUMBLE.’ had hij nog een laatste troefkaart in de hand. ‘The greatest rapper alive’ koos niet voor nederigheid en liet de tekst scanderen door zijn volk. Geen simpele slagzinnetjes, nee hele, complexe verzen. “Ain’t nobody prayin for me”, was een blatante leugen. Kendrick Lamar is de hiphopgod van het moment.

Kendrick Lamar komt op zaterdag 18 augustus naar Pukkelpop