Niets dan goeds op dag twee van Pukkelpop

door Hanne Craye

Vlak na het middaguur viel het BeraadGeslagen te beurt om de Castello te openen, en BeraadGeslagen zou BeraadGeslagen niet zijn mocht dat gewoon z’n alledaagse gangetje lopen. Voor de gelegenheid was er in het midden van de tent een podium ineen geflanst, zodat het publiek er omheen kon staan. Lander Gyselinck nam plaats achter de drums en Fulco Ottervanger aan de keys en zijn wat-stond-daar-nog-allemaal: de show werd afgetrapt met een nummer dat gedragen werd door een melodietje dat recht uit een videospel van de jaren ’90 leek te komen. Terwijl we ons nog afvroegen of ze op voorhand hadden afgesproken om hetzelfde hemdje te dragen, raasde het duo verder als twee gestoorde professors die het levenselixir trachten uit te vinden of een monster van Frankenstein te scheppen.

Lander speelde met zijn linkerhand op een keyboard, drumde met de rechter en dreunde op zijn basdrum met zijn voet, alsof zijn ledematen liever niets met elkaar te maken wilden hebben. Het muzikaal al sterke ‘Suikerbeat’ werd dat nog meer door Fulco’s sappig Hollandse gezangen. Eindigen deden ze met “dit is opgedragen aan de Vlaamse gemeentes”, wat geen grap bleek te zijn. Er stak een geloopt “Aalst, Blankenberge” van wal en als trotse Bavikhovenaar dachten we ergens Harelbeke te onderscheiden. Nooit gedacht dat we nog zouden dansen op het woord ‘Deinze’ – dat is dan ook enkel mogelijk in de wereld van BeraadGeslagen. Hopelijk vinden onze professors dat levenselixir nooit en stopt het monster dat ze creëerden nooit of te nimmer met het eisen van zijn wederhelft.

Prijs voor de beste wekker? Whispering Sons. De Limburgers speelden een thuismatch, maar van stress hadden ze schijnbaar geen last. Frontvrouw Fenne Kuppens betrad het podium in het maagdelijk wit, zwaar contrasterend met haar duivelse blik. White Noise. Als een volleerd bokser ontweek ze denkbeeldige uppercuts op het duistere ritme van de band achter en naast haar. De eindeloos hypnotiserende ritmesectie tolde door de Lift, die voor het vroege uur toch redelijk vol liep. Als een geoliede machine ramden ze nieuwe single ‘Waste’ door de boxen, dat dreigend opbouwde tot een angstaanjagende climax. Whispering Sons heeft een uitstekende live-reputatie en stelde ook deze keer niet teleur. (Geerhard)

Met een bewegend universum als achtergrond stond het in de sterren geschreven dat Steak Number Eight een knaller van formaat ging afleveren. Het was nog maar vier uur (op een festival is dat vroeg) toen de West-Vlamingen opkwamen om nog een allerlaatste keer Pukkelpop te bestormen. Frontman Brent Vanneste hijgde als een wilde stier, zijn neuspiercing maakte de metafoor compleet. Voor deze band werd de uitdrukking ‘murw geslagen’ uitgevonden. Ze groeiden in hun set en werden steeds broeieriger en heftiger. Vooral tijdens ‘The sea is dying’ voelde je goed dat het publiek geen zin had in een begrafenis en zich liefst nog een keer volledig wilde storten in de atmosferische muziek. Het werd een spektakel van jewelste. Vlammenwerpers spuwden vuur en er vloog zowaar confetti de lucht in. Nee, dit was geen Oscar & The Wolf, er was effectief confetti bij post-sludgemetal. Publiekslieveling ‘Dickhead’ proestte alle frustraties luidkeels uit. Nogmaals, dit was de laatste keer dat we Steak Number Eight op deze wijze aantroffen. Op het eind van de set ging de band letterlijk in rook op. We hopen hen snel terug te zien. (Geerhard)

Terwijl Steak Number Eight Alles uit de kast haalde, stond Sudan Archives er helemaal in haar eentje voor, zonder al te veel tirlantijntjes. Brittney Parks bezat genoeg persoonlijkheid om het zonder decor te doen. Veel bagage had ze niet meegenomen naar Pukkelpop: een micro, een viool en een klein loopstation. Het draaide bij haar om de esthetiek en de elegantie. Het duurde even voor ze goed en wel op gang kwam, maar de Soedanese vibes gaven het optreden de nodige schwung. De tokkelende viool in ‘Nont for sale’, met die heerlijk groovende beat eronder was een hoogtepunt. Hoewel ze vaak best bezwerend uit de hoek kwam met nummers als ‘Come meh way’ en ‘Sink’ bleven we toch wat op onze honger zitten. Wat meer animo had best gemogen, ze hield het allemaal redelijk braaf. Een beetje meer aankleding van zowel haar nummers als het visuele aspect zouden haar optredens net dat tikkeltje meer geven. Sudan Archives overtuigde wel, maar kan eenvoudigweg nog beter. (Geerhard)

Op het podium stonden ons alvast belichte, naakte paspoppen op te wachten toen we iets te vroeg in de Club waren voor Benjamin Clementine (A.K.A. Them Cheekbones). Met ‘Ave dreams’ en ‘One awkward fish’ plukte de Londenaar de opening uit zijn laatste plaat. Dat laatste had een wel heel jazzy intro, door de bassist die visueel misschien wel in de schaduw stond maar muzikaal helemaal niet. Tijd om na te denken over dat jazzy aspect kregen we niet want daarna zette het trio ‘Phantom of Aleppoville’ in, een lied met zo veel verschillende tempo’s en emoties dat onze hersens tijdelijk uitgeschakeld werden.

Niet alleen duwde Benjamin met zijn muziek de binnendringende Boiler Room-beats zo terug de tent uit, hij was ook nog eens een van de meest innemende persoonlijkheden die we sinds lang op een podium hebben gezien. Toen hij ons bijvoorbeeld almaar ‘Brussels’ bleef noemen en iemand hem verbeterde, begon hij het publiek aan te spreken als ‘Flemish town’. Tijdens het massale meezingmoment in ‘Condolence’ (“I make my condolence to fear and insecurities”), veranderde hij ‘fear’ voor de gelegenheid naar ‘angst’ – “Oh, so you guys speak German?”. Voor de afsluiter – het toepasselijke ‘Adiós’ – kwamen de drie muzikanten van achter hun instrumenten vandaan en lieten zich al te graag overspoelen door het uitzinnige publiek, dat helemaal platgewalst werd door het muzikale wonder dat zich Benjamin Clementine mag heten.

Benjamin Clementine . . . . #pukkelpop #live #gig #piano #jazz #benjaminclementine

Een bericht gedeeld door Flavio Pierri (@nirvanacido) op

Na Benjamin mocht Rhye het podium van de Club bezetten, dat met zijn zwoele slaapkamermuziek wat meer moeite had de opdringerige Boiler Room-golven buiten te houden. Een doorn in het oor – zeker voor wie Rhye al in een zaal gezien heeft – maar met wat goede wil van beide kanten slaagde de band er toch in een memorabel optreden neer te zetten. Typerend is het androgyne stemgeluid van frontman Mike Milosh en hoewel die troef uiteraard uitgespeeld werd, werd er geen misbruik van gemaakt. Evengoed zetten ze in op zuiver instrumentale stukken waar ze goed hun tijd voor namen, wat met zulke volleerde muzikanten die zo’n vol, zuiver geluid weten voort te brengen nooit een slecht idee kan zijn. Vooral de strijkers eisten met verve hun plek op in het klankenpalet. Qua songkeuze was er een balans tussen oud en nieuw werk, en hoewel we niet onvoorwaardelijk ondersteboven waren van hun laatste plaat ‘Blood’, was het hoogtepunt van de show wel degelijk daarvan afkomstig. ‘Taste’ staat ergens bovenaan in het repertoire van de band en live deed Rhye de voorzichtige kritiek op ‘Blood’ netjes en beleefd de das om.

Dan nog graag even een eervolle vermelding voor Todd Terje, die een dj-set van niveau neerzette en overgangen produceerde zo minutieus dat het bijna leek alsof ze nooit hadden plaatsgevonden. De afwisseling tussen disco en de zwaardere beats voelde nergens geforceerd aan en de Vlaamse harten heeft hij alvast gewonnen door de Castello af te sluiten met een verrassend feestelijke remix van ‘Een ticket naar de zon’ (Superdiesel). Wie had ooit gedacht nog een Vlaamse klassieker mee te brullen tijdens een set van een Noorse disco-dj?