Marc Chagall retrospectieve in Brussel: zoete tovenaar

door Matthias Desmet

Ooit sleepten de nazi’s zijn schilderijen bespottend door de straten als het voorbeeld van “ontaarde” kunst. Vandaag echter blijkt Marc Chagall populairder dan ooit, getuige de hordes die zich verdringen voor zijn werk in de zalen van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Brussel. ‘Marc Chagall. Een retrospectieve (1908 – 1985)’ brengt meer dan tweehonderd werken van de kunstenaar samen (schilderijen, tekeningen, collages, kostuums,…) voor een marathontentoonstelling van internationaal topniveau.

De in Vitebsk (toen Rusland, nu Wit-Rusland) geboren kunstenaar arriveerde in 1911 in Parijs om er de toen bruisende avant-garde te absorberen. De Russische en Joodse traditie succesvol blenden met de modernistische taal van onder meer het kubisme (en later ook het surrealisme), zou het grote streven in zijn werk worden. Ook de westerse, oude meesters lieten Chagall niet onberoerd. ‘De gevilde os’ uit 1917 roept een werk van Rembrandt op dat Chagall toen in het Louvre kon bewonderen. De Joodse tovenaar openbaart zich in deze tentoonstelling dan ook eerder als een verzoener van verschillende tradities, dan een roekeloze vernieuwer.

Als Jood, Rus en modernist had Chagall drie redenen om de nazi’s grondig te vrezen. In 1940 vluchtte hij dan ook naar de VS. In zijn werk zou decennia van antisemisme, culminerend in de gruwelijke zuivering in het Derde Rijk, zijn weerslag vinden. Werken als ‘De val van de engel’ en ‘De gele kruisiging’ zijn aangrijpende getuigen van lijden van het joodse volk.

Na de tweede wereldoorlog wordt zijn werk wisselvalliger van kwaliteit. Criticasters die Chagall willen afdoen als te zoeterig, vinden hier hun munitie. Ook wij moeten toegeven het meest onder de indruk te zijn van de jonge, zoekende Chagall. Apollinaire verklaarde zich niet toevallig fan van het kubistische ‘De verleiding’ uit 1912. Hoogtepunt van de tentoonstelling is het terecht als campagnebeeld gekozen ‘De wandeling’, van vijf jaar later. In delicate kleuren reikt een voor de kunstenaar typische zwevende figuur een ander de hand, een getuigenis van de delicate levensvreugde die een Chagall op zijn best kan oproepen.

De muziek vormt een rode draad door het werk van de melomane artiest. Hij ontwierp balletkostuums voor Rachmaninov en Stravinsky en beschilderde zowel de Parijse als New Yorkse opera. De Jiddische volksmuziek was een blijvende inspiratiebron. Een vioolspeler dook steeds weer in zijn werk op. Het hoeft niet te verwonderen dat de musical ‘Fiddler on the roof’ op zijn werk is gebaseerd. Het is echter vooral de lyrische kracht die zijn werk met muziek deelt. Voor fans van dit soort poëzie is deze expositie dan ook een buitenkansje.

De tentoonstelling loopt nog tot en met 28 juni in het KMSKB in Brussel (tickets & info).