Ah. Ooh. Aàw. Wow. Wauw. Dit zijn mogelijke reacties bij het beluisteren van de debuut-ep van het Gents-Leuvens duo Brenda Corijn en Siebe Chau. Met haar Mozambique-Portugese roots en zijn kenmerkende gitaarstijl produceren ze verwonderende nummers die alle elementen van een Portugese ‘saudade’ omvatten, en dat gecombineerd met een Vlaamse toets: interessant is een understatement.
Waar we het bij deze plaat over moeten hebben is verre nabijheid. In deze periode is dat thema zeker niet ongelukkig gekozen. De eerste vier nummers zijn opgenomen net voor de lockdown, de laatste vier overheen een afstand van meer dan 2000 kilometer door corona en een Erasmus-uitwisseling: een gitarist die in Leuven van uit zijn dakraam prachtige akkoorden speelt, een zangeres met een wondermooie stem die vanuit haar huisje in Porto allerlei sferen bundelt. Het kan niet anders dan iets bijzonders afleveren.
Wow. We ontmoeten Siebe’s authentieke gitaarwerk wanneer ‘Rajada’ op de tippen van z’n tenen binnen komt sluipen. De prachtige stem van Brenda drijft het nummer van een rustig briesje naar een stevigere wervelwind, wanneer onmiskenbare violen ons meetrekken naar de rest van het album.
Aàw. We smelten weg bij het intieme ‘Agarrar’. Dit nummer steekt de bekende fadomuziek in een nieuw jasje: melancholie, somberheid, soberheid, eerlijkheid, mysterie. Ook het vertederende ‘Tudo mudou’ en het beklijvende ‘Best served cold’ brengen ons verhalen over constante verandering en de nood aan verbinding.
Ah? -Ooh. Onze eerste indruk is dus een nette vertolking van een Vlaamse flirt met Afro-Portugese, Braziliaanse en Argentijnse invloeden. Enkele nummers zijn in het Portugees gezongen (blijkbaar ergens tussen Portugees en Braziliaans, volgens onze inheemse bronnen, nvdr.), een niet onlogische taalkeuze voor dit genre. Ook zijn er Engelstalige nummers terug te vinden. Bij het gemoedelijke ‘Cover’ doen de zuiderse gitaarritmes ons meteen terugdenken aan een gezellig zomertafereel met bescheiden arpeggio’s om de nodige speelsheid te brengen.
Wauw. Een hoogtepunt van de plaat is ongetwijfeld ‘Berimbau-consolação’. De metaalachtige gitaargeluiden zijn een vernieuwende imitatie van het Braziliaanse muziekinstrument dat vaak klinkt tijdens het beoefenen van capoeira. De zachte en hoge zangnoten leiden daarbij naar een zeer geapprecieerde cover van de bekende bossanova gitarist Baden Powell. Daarna sluit ‘Tea’ aan als afsluiter van het album. Hier komt alles zo’n beetje samen: de zuiderse gitaren, het subtiele elektronicawerk, Engels, Portugees en zelfs Nederlands.
Ão toont met deze eerste ep z’n kennis en liefde voor Portugese en Latijns-Amerikaanse muziek. Hier en daar sluipt er zachtjes een eigen twist binnen met onder andere Engelse teksten en elektronische elementen, maar het blijft beperkt. Toch wachten wij met gezonde honger af naar volgend werk waarbij ze zich nog meer kunnen onderscheiden met een eigen unieke stijl.