BadBadNotGood, aai op ‘IV’ niet over onze bol, geef ons een rake klap in het gezicht

door Matthias Desmet

De populariteit van de kruisbestuiving tussen hiphop en jazz leek vorig jaar een voorlopig hoogtepunt te bereiken. Zo was er het weergaloze succes van de tandem Kendrick Lamar/ Kamasi Washington op ‘To pimp a butterfly’. Bovendien werd Kamasi Washingtons ruim drie uur durende ‘The epic’, ook door een publiek dat zelden hedendaagse jazz door de speakers jaagt, omarmd. Dit kan reden zijn tot jubel: er is nog toekomst voor het genre met de dubbele z. Of je nu Chance the Rapper of Blood Orange heet, als je anno nu een geloofwaardige r&b-artiest wil zijn, pleur je een streep jazz tussen je beats.

BadBadNotGood gooit zijn vierde dus op een uitgelezen moment op de markt. Sinds 2010 bouwt de formatie uit Toronto met hybrides tussen jazz, elektronica en hiphop aan de weg. Dat ingeslagen pad was toen al een succesformule. Zes jaar later hebben ze de zeitgeist volledig aan hun zijde.

De Canadezen bevinden zich misschien in het epicentrum van hipheid, muzikaal liggen de kaarten heel wat minder gunstig. Berucht is het feit dat de hiphopbewerkingen van het (toen nog) trio tijdens hun jazzopleiding de wenkbrauwen deden fronsen. Uiterst negatief beoordeelden hun leraren hun voortbrengsels. Het voorval wordt regelmatig bovengehaald om de conservativiteit van het jazzwereldje te illustreren. Toch valt niet te verhullen dat de drie, weliswaar getalenteerd, niet de grootste virtuozen zijn. Wij kunnen ons voorstellen dat er op de jazzafdeling van het Humber College in Toronto snediger musici rondliepen. Muzikaal valt hun vierde worp wederom wat bleekjes uit. Ondanks het vaak flitsende blaaswerk van oude bekende Leland Whitty, blijft het gebrek aan beklijvende instrumentale uithalen, laat staan solo’s, vaak schrijnend.

Versmacht door het blitse format, kleuren de vier braaf binnen de lijntjes van de spekgladde productie. De zeldzame keren dat de teugels worden gevierd, zijn dan ook een verademing. Luister naar Whitty’s stomende sax op titeltrack ‘IV’ of Tavares’ parelende piano op ‘Cashmere’. Het potigste instrumentenwerk komt echter van crossover usual suspect Colin Stetson die op ‘Confessions Pt II’ met zijn dampende sax de banale begeleiding wegblaast.

Ingenieuze melodieën zijn schaars. Vaak draait alles om wel heel primaire motiefjes. Te veel nummers lijken dan ook op instrumentals wachtend op vocalen. Als er een zanger(es) wordt bijgehaald, schiet het niveau de hoogte in. Zo is er ‘In our eyes’ waarop Charlotte Day Wilson en een très seventies fluitsolo het mooie weer maken. Op ‘Time moves slow’ haalt Samuel T. Herring dan weer zijn duisterste croon boven. Ja, er zijn bergtoppen die het uitgestrekte dal enigszins doen vergeten. Een handvol zwaluwen maakt helaas de lente niet.

Op het florerende grensvlak tussen pop en jazz gebeuren spannender dingen. Denk aan de recente releases van Hieroglyphic Being of Esperanza Spalding. Of kijk naar de eigen bodem waar combo’s als STUFF., Nordmann en Beraadgeslagen geregeld het vuur aan de lont steken.

Waarom dan nog naar ‘IV’ grijpen? Om de ideale backdrop voor het opslurpen van je caffé macchiato te hebben? Om, zoals de albumomslag suggereert, languit in je spa te relaxen? BBNG zou gedurfdere ambities mogen koesteren. De fundamenten zijn er nochtans. Het concept van het viertal staat al jaren als een huis. Het blijft wachten op de vlam die het dak eindelijk in lichterlaaie zet.

Jazz is vrijheid. Electronica is experiment. Hiphop is gevaar. Heren, grijp jullie kans.