Baloji verzoent vreugde en kritiek op ‘137 Avenue Kaniama’

door Geerhard Verbeelen

In een vorig leven was Baloji rapper bij het Luikse hiphopcollectief Starflam. Ondanks de successen van de groep besloot de Congolese Belg zich op eigen houtje verder te ontwikkelen. Als soloartiest brengt hij minder hiphop en zowaar meer engagement. Dat leverde in 2007 zijn debuutplaat ‘Hotel impala’ op. Ondertussen zit hij aan zijn derde langspeler ‘137 Avenue Kaniama’.

Het internet verbindt alles en iedereen en reizen naar bestemmingen waarvan je de naam niet kan uitspreken is populairder dan ooit. Eclecticisme is hip. Toch is verschillende stijlen combineren geen sinecure. Het gevaar op kakofonie loert steeds om de hoek van ‘137 Avenue Kaniama’. Maar de ontwerper/filmmaker/muzikant weet als geen ander een geslaagde mélange voor te schotelen. De titel van het album verwijst naar de plaats in Lubumbashi waar hij (na 25 jaar!) zijn moeder ging opzoeken en terugvond. Dat Baloji voor deze plaat inspiratie putte uit zijn roots, hoeft dus niet te verbazen. Toch is zijn Afrikaanse achtergrond slechts een deel van zijn muzikale identiteit. Hem daarop vastpinnen zou een enorme onvolkomenheid zijn. De artiest brengt op zijn nieuwste invloeden vanuit alle windstreken samen. Ze vertegenwoordigen de persoon die hij is en tegelijk misschien wel een hele generatie ‘thuislozen’.

Dat geldt in de eerste plaats voor het muzikale, waar verschillende genres doorheen de nummers reizen en elkaar onderweg broederlijk beïnvloeden. In ‘Bipolair/Les noirs’ is het alle dagen feest en is iedereen welkom. De gastvrije Baloji leidt geen saai leven. De funk kruipt door zijn poriën heen. ‘Spotlight’ is het toppunt van energie en de afrobeats zouden zo van ‘Awesome tapes of Africa’ geplukt kunnen zijn: zwoel, zwevend en opzwepend. Iets verder zet techno de toon in ‘Soleil de volt’, een nummer dat niet zou misstaan in de betere Brusselse nachtclub. ‘Ensemble’ is dan weer gebouwd op een tegendraadse beat met trap-invloeden. Allemaal aan elkaar gelijmd door een stevige dosis genot.

Maar lang niet alles is peis en vree in het kleurrijke bestaan van Baloji. Naast vreugde en vertier is er ook plaats voor reflectie. In ‘Ciel d’encre’ gunt hij ons een innerlijke inkijk, met een stem even innemend als die van Morgan Freeman. ‘137 Avenue Kaniama’ voelt ergens toch wel als een stevig nachtje stappen. Eerst volledig gesmeten worden in de dansbare tonen om daarna wakker te worden met een fikse kater en vele vragen. De dandy toont meermaals een kritische geest (zijn naam betekent in Congo overigens ‘duistere magiër’). Hij brengt musique comique met een bittere ondertoon. Hoewel de nummers in de eerste plaats grooven, leggen ze het Congolese beleid, de migratieproblemen en typisch Westerse leefgewoontes op de rooster. “Si il y a une place pour un nègre, il y en a pas pour un deuxième”, het spreekt voor zich.

In ‘La dernière pluie/inconnu à cette adresse’, dat de moeizame ontmoeting met zijn moeder behandelt, neemt de Luikenaar je verhalend mee. Ook al spreek je geen Frans, je voelt dat de woorden van diep komen. Sprak Gil-Scott Heron Frans, dan zou hij ‘Peau de changrin/ bleu de nuit’ gemaakt hebben. Een hypnotiserend gitaarriedeltje leidt de spoken word van Baloji naar een bezwerend stuk muziek van negen minuten. De epische slotsong ‘Tanganyika’ klokt zelfs af op elf minuten. Deze ongedwongen manier van muziek maken geeft perfect de vrijheid en de heerlijk uitgestreken jamsessies van zijn live-shows weer. Eerlijk duurt overigens het langst: hij neemt de tijd om zijn boodschap te brengen en schuwt de langere nummers dus niet. Overdaad schaadt niet als het goed is. Dat leerde hij van Fela Kuti, de Afrikaanse koning van kritiek. Net als zijn Nigeriaanse voorbeeld neemt Baloji geen blad voor de mond, maar heeft hij het hart op de juiste plaats.

Je kan Baloji aan het werk zien in NTGent op 28 maart en op Les Nuits Botanique op 30 april.