Beck staart zich kleurenblind op ‘Colors’

door Mattias Goossens

We kunnen kort zijn over ‘Colors’ van Beck. Het is het meest afgelikte, radiovriendelijke en toegankelijke album in Beck Hansens vijfentwintigjarige carrière. Dat hoeft – zeker in het geval van Beck – geen slechte zaak te zijn. Hij bewees immers al meermaals op een intelligente manier verschillende genres op een vernieuwende en verfrissende manier met elkaar te vermengen tot een kleurrijk geheel. ‘Colors’ kleurt echter nooit buiten de lijntjes en klinkt als een inspiratieloos, door algoritmes in elkaar gestoken product. Bij deze: de lange versie.

Beck werkte zich in de jaren negentig op tot heiland van de alternatieve rock. Hij staarde zich niet blind op gitaren, maar ging aan de slag met samples, beats en Spaanse onzin. Voor het grote publiek zal hij voor eeuwig “die gast van ‘Loser’ zijn”, terwijl fans ‘Odelay’ (1996) en ‘Sea change’ (2002) in hun hart sloten. In 2015 won hij met het introspectieve, op folk geënte ‘Morning phase’ de Grammy voor Best Album, inclusief de bijhorende toorn van Kanye West. Tussen 2002 en 2015 lieten zijn albums als geheel hier en daar wat steken vallen, al vielen er steeds meer dan genoeg sterke nummers te ontdekken. ‘Colors’ heeft weinig gemeen met dat voorgaande werk, en bewijst vooral dat vernieuwing geen synoniem is voor verbetering.

Het ziet ernaar uit dat Beck niet langer drie zetten verder denkt dan pop. Komt het doordat ‘Colors’ bijna een jaar werd uitgesteld, dat enkele centrale ideeën op deze nieuwste plaat ronduit gedateerd klinken? Het begint al met de panfluit in het openende titelnummer, een instrument waarvan nog steeds heel wat mensen een indigestie hebben na Arcade Fires zomerhit ‘Everything now’. Elders is de confetti en fluoverf van die andere pop-mastodont Coldplay wel heel nadrukkelijk aanwezig. ‘Seventh heaven’ had moeiteloos op ‘Mylo xyloto’ of ‘A head full of dream’ kunnen staan. De titels van afsluiters ‘Square one’ en ‘Fix me’ zijn met wat goede wil zelfs knipogen naar nummers vanop ‘X&Y’. Dat laatste nummer is met z’n melige tekst en ‘ooh oohs’ tevens een van de grootste stinkers in z’n oeuvre. Soms lukt het hem wel om iets frisser voor de dag te komen, hoewel ‘Dreams’ en ‘Wow’ intussen wel al wat van hun hoogglans verloren hebben.

Op ‘Colors’ gaat Beck voornamelijk met heel veel verschillende kleuren en penselen aan de slag, wat leidt tot een onsmakelijke bruine brij. Los van de eerder geloste singles valt er weinig interessants te beleven. Ironisch gezien zou het funky ‘No distraction’ kunnen handelen over onze steeds krimpende aandachtspanne, terwijl de focus van Beck zichzelf nergens langer dan een minuut op kan richten. Het resultaat is een weinig samenhangend en inwisselbaar geheel. Zelfs hitproducer Greg Kurstin, die verantwoordelijk is voor Adeles ‘Hello’, piano speelde in Becks band ten tijde van ‘Sea change’ en meeschreef aan de beste nummers op de plaat (‘Dear life’, ‘Dreams’ en ‘Up all night’), krijgt Beck niet op het juiste spoor.

I’m so freeklinkt het op het gelijknamige nummer waarin een zeldzame gitaar Becks gerap uiteen scheurt. Waarom klinkt ‘Colors’ dan alsof de muzikale duizendpoot gestopt is met muziek voor zichzelf te maken, en vooral met de soundtrack van FIFA in zijn achterhoofd leek te zitten? Na amper veertig minuten blijven we lichtjes misselijk achter, als een kind dat net een grote zak vol felgekleurd snoepgoed naar binnen heeft moeten schrokken. Beck huppelt vrolijk in het rond op ‘Colors’, maar dan wel achter de feiten aan.