Big Thief overklast zichzelf opnieuw op ‘Two hands’

door Quinten Jacobs

In de releaseluwe maand augustus was daar plots nieuws van Big Thief: na begin mei derde album ‘U.F.O.F.’ te hebben uitgebracht, had het viertal uit New York nog een plaat klaar. Single ‘Not’ was een voltreffer en dus was het uitkijken naar ‘Two hands’, ook al omdat ‘U.F.O.F.’ bij de release ontvangen werd als een van de beste albums van het jaar. De vraag was logischerwijs of Big Thief de artistieke lijn van ‘U.F.O.F.’ zou doortrekken of met totaal iets anders zou naar buiten komen.

Het antwoord ligt in de het midden: waar ‘U.F.O.F.’ is overgoten door een macabere, sinistere sfeer, pakte Big Thief het voor hun vierde plaat toch anders aan. De band speelde alles live in met zo goed als geen overdubs en dat resulteert in gortdroge drums (wat een verschil met debuutplaat ‘Masterpiece’), kwetsbare vocals en niet veel meer dan een absolute focus op de song zélf, zonder overvloedige productionele of muzikale trucjes. Meer dan ooit plooit Big Thief zich terug op haar imperfecte, rauwe essentie.

Gelukkig doet dat helemaal niets af van de subtiliteit waarmee zangeres Adrianne Lenker haar nummers boetseert:  opener ‘Rock and sing’ klinkt flinterdun en is door de subtiele backing vocals, het lichtvoetige tremolo-effect op de gitaar in je rechteroor en de ietwat naïeve melodie een perfecte doorsnede van de zachte kant van Big Thief.
Met verder ‘The toy’ en op het einde ‘Cut my hair’ zouden criticasters het viertal op basis daarvan makkelijk in het hoekje van ‘mooie muziek zonder veel weerhaakjes’ (hallo Iron And Wine) kunnen wegzetten, maar niets is minder waar. Big Thief is namelijk veel meer dan dat. De nummers van de band gaan dieper en snijden bij momenten door merg en been.

Een eerste element dat daarvoor verantwoordelijk is, is frontvrouw Adrianne Lenker. Haar kwetsbare stem klinkt bij momenten zo intens dat er een soort oerkracht van lijkt uit te gaan. In ‘Forgotten eyes’ is dat vooral meeslepend, maar vooral in ‘Shoulders’ en ‘Not’ is haar stemgeluid overweldigend. Hoe ze in ‘Not’ heel teder begint en dan langzaam de intensiteit opdrijft tot haar stem overslaat van pure wanhoop, is ongelooflijk. Wie nog geen kippenvel krijgt wanneer ze ‘’It’s not the hunger revealing’’ uitspreekt, ligt een kleine minuut later wél in de touwen wanneer Adrianne (songwriters als Adrianne Lenker spreek je met de voornaam aan) “Not the room // Not beginning // Not the crowd // Not winning// Not the planet // That’s spinning” bijna uitschreeuwt. In ‘Shoulders’ vormt de lijn “It’s in me, it’s in me, in my veins’’ (2’37’’) de catharsis. Hoe de stem van Adrianne radeloos ‘doorglijdt’ op de tweede ‘me’, is buitengewoon intens.

Ook tekstueel grijpt Big Thief je naar de keel op ‘Two hands’. Volgens Adrianne Lenker gaat er net vanuit de kwetsbaarheid van iets of iemand de opperste kracht uit (de sound van Big Thief zelf is er het beste bewijs van) en dat gebruikt ze subtiel om de wereld wakker te schudden over de klimaatverandering. “Please wake up’’, smeekt ze in ‘Shoulders’ en ook “And the blood of the man who killed my mother with his hands is in me / it’s in me / in my veins” refereert naar de mens die zachtjesaan de aarde aan het doodknijpen is. Uiteraard kan liefde en de bijhorende jaloezie niet ontbreken (“Island, demons // Zoë, you come over now // ‘Cause those girls keep telling me things // And only you can hold them down” in ‘Those girls’), maar evengoed maatschappelijke kwesties gaat Big Thief niet uit de weg (“The wound has no direction // Everybody needs a home and deserves protection” in ‘Forgotten eyes’). ‘’These are political songs without political language’’, zegt de band er zelf over.

Wiens rol in Big Thief wel eens onderschat wordt, is die van gitarist Buck Meek. Waar Meek live de melodieën van Adrianne bij momenten expres doorkruist met dissonante gitaarlijnen, houdt hij het op ‘Two hands’ (met uitzondering van ‘Not’) eerder traditioneel. Desalniettemin tillen zijn melodieën (vaak in je rechteroor gepanned) de nummers naar een hoger niveau (‘Those girls’!). In ‘The toy’ speelt hij vooral parallel mee met de zanglijn,  maar in het refrein van ‘Shoulders’ haalt hij zijn ontroerende gitaarklank van ‘Shark smile’ boven in de noten op de achtergrond. In de nerveuze titeltrack ‘Two hands’ mag hij dan toch even van de leiband, wat resulteert in een absurd maar bloedmooi tussenstukje (1’17’’). Meek maakt naast zijn werk bij Big Thief soloplaten waarop vooral zijn Sam Amidon-achtige stem opvalt. Die stem zorgt als achtergrondzang ook op ‘Two hands’ voor kippenvel: het zachtjes meekreunen van het woord ‘jealousy’ op ‘Those girls’ is heel fijn, maar vooral zijn zanglijn op ‘Replaced’ is heerlijk troostend. Hulde.

En zo levert Big Thief met ‘Two hands’ dit jaar een tweede topalbum af. Een onwaarschijnlijke prestatie, zeker omdat ‘U.F.O.F.’ en ‘Two hands’ muzikaal volledig anders klinken (enkel ‘Cut my hair’ had ook op ‘U.F.O.F.’ kunnen staan). Het bewijst dat Big Thief beter is dan ooit en met kruissnelheid harten over heel de wereld aan het veroveren is. Bij zoveel schoonheid kunnen wij maar twee dingen doen: zowel ‘U.F.O.F.’ als ‘Two Hands’ alvast ergens bovenaan zetten in onze eindejaarslijstjes en vooral héél diep buigen. Dankjewel, Big Thief.

Big Thief speelt donderdag 5 maart in de Ancienne Belgique.