vonté Hynes, beter bekend onder zijn alias Blood Orange, is een artiest die al jaren balanceert tussen het experimentele en het toegankelijke. Daarnaast werkte hij achter de schermen voor sterren als Mariah Carey, Solange Knowles, FKA Twigs tot Kylie Minogue, Lorde en wijlen Mac Miller. Your favorite’s artists favorite dus. Zijn eigen platen bleven echter altijd net buiten het commerciële centrum. Hynes’ muziek is vaak fragmentarisch en wisselt soul, funk, R&B, indie en elektronica met elkaar af.
Van de cultklassieker ‘Freetown sound’ (2016) tot het intieme ‘Negro swan’ (2018): telkens verkende hij thema’s rond identiteit, verlies en kwetsbaarheid. Telkens weet hij een geheel te maken – uit wat op eerste gehoor vaak aanvoelt als enkele stukken uit muzikale schetsboeken. ‘Essex honey’, zijn vijfde album, is daar geen uitzondering op. De plaat voelt echter intenser, dichter op de huid. Dit is omdat rouw centraal staat. Hynes’ weet dat op een brute, maar bloedeerlijke manier samen te ballen.
De titel verwijst zo naar zijn jeugd in Essex. Het werk kadert een nostalgische en melancholische terugblik op zijn roots, getekend door het verlies van zijn moeder. Dit is geen plaat die antwoorden geeft, maar een verzameling notities uit een rouwdagboek. ‘Look at you’ begint met tedere zang en zachte synths. De track brokkelt af en begint na een tijdje plots opnieuw met een traag uitgesponnen gitaarnummer waarin je de plectrum haast de snaren hoort raken. Het daaropvolgende ‘Thinking clean’ bouwt spanning op met piano en hi-hats. Het nummer lijkt even richting dansvloer te willen gaan, maar stort daarna doelbewust in. De instrumentatie wordt vervolgens volledig overgenomen door een grillige cello die de toon zet voor het rest van de plaat: onvoorspelbaar, maar steeds emotioneel geladen.
Elders duikt ‘Somewhere in between’. Het nummer is misschien wel één van Blood Oranges sterkste nummers. Een track die balanceert tussen dans en contemplatie, een schoolvoorbeeld van de dubbele laag die Hynes vaak in zijn muziek legt. ‘The train (King’s Cross)’ ademt pure indiepopnostalgie. Helemaal anders klinkt ‘Life’, waar trage funk, wah-wah gitaren en fluisterende falsetto’s herinneringen oproepen aan Prince in zijn meest nachtelijke bui. Op ‘The last of England’ verbindt Hynes zijn persoonlijke rouw aan een bredere reflectie over Britse identiteit. Met de straten als achtergrondkoor schetst hij een portret van thuis dat even troostend als pijnlijk is.
De gastbijdragen zijn talrijk, maar zelden nadrukkelijk. In ‘Mind Loaded’ klinkt plots Lorde doorheen de speakers. Ze citeert een zin van Elliott Smith: “everything means nothing to me”. Daarmee levert ze een van de meest aangrijpende momenten van de plaat af. Caroline Polachek en Daniel Caesar voegen verder hun eigen fragiele timbres toe. Zelfs schrijfster Zadie Smith duikt op in een tongue-in-cheek cameo over writer’s block. Toch staan deze gasten nooit op de voorgrond; ze kleuren de songs zonder ze te overschaduwen. In zijn geheel toont Blood Orange zich ook als een puike producer. De muziek klinkt helder, zweverig en dik zonder ooit te ijl of te zwaar te worden. De gitaren, 80’s drumcomputers en vele zangsporen maken het een bedrieglijk verteerbare popplaat. Ze wordt gekenmerkt door een rijk en gelaagd geluid dat je uitnodigt tot opnieuw beluisteren van de plaat.
De mengeling van gastoptredens en sferen doet de muziek soms onaf voelen. Hierbij kan de productie fragmentarisch klinken met plotse overgangen en onconventionele structuren die eerder een sfeer oproepen dan een afgerond nummer. De nadruk op sfeer en esthetiek gaat geregeld ten koste van melodische directheid. Hierdoor kan de muziek, voor wie houvast zoekt in catchy songopbouw, als vaag bestempeld worden. Op Blood Oranges nieuwste staan dan ook geen hits, in vergelijking met eerder albums die wél wat oorwurmgehalte hadden.
Artistiek bewijst hij (opnieuw) dat hij zich niet al te veel aantrekt van conventies over wat als een coherent album moet klinken. Maar is die indruk wel terecht? Waar eerdere albums soms op deze kritiek konden rekenen, heerst hier, subtiel weliswaar, een samenhang. Hynes toont dat een lappendeken evengoed voor warmte en wholesomeness zorgt. Elk nummer is een los lapje, maar samen vormt een het deken dat tussen het rouwende en de wereld ligt. De melancholie is onmiskenbaar. Telkens wordt die doorkruist door momenten van licht en dankbaarheid. ‘Essex honey’ is geen album dat verdriet oplost. Eerder een dat er voorzichtig naast gaat zitten.