Bombataz vindt spelen belangrijker dan winnen op ‘Olympics of love’

door Mattias Goossens

Het Brusselse Bomabataz ging afgelopen zomer sportief om met de impact van het coronavirus. Nadat de Olympische Spelen in Japan deze zomer geannuleerd werden, bracht het viertal begin juli alsnog ‘Olympics of love’ uit. Het titelnummer van deze debuutplaat viel op door een gestroomlijnder geluid dan de stuiterende debuut-ep ‘¡Kapao!’ van vorig jaar. Pingpongballen en andere geflipte effecten werden voor die single in de kast gezet om zowaar op songs te focussen en aan subtiele maatschappijkritiek te doen: de drang van topsporters om records te doen sneuvelen en medailles te halen als metafoor voor de dagelijkse rat race. Is Bombataz dan een serieuze grote mensengroep geworden? Gelukkig niet: wie de rest van deze plaat beluistert waant zich alsnog in een felgekleurde binnenspeeltuin.

Echte jonkies zijn de bandleden niet meer. Conservatoriumstudenten Vitja Pauwels (gitaar, stem), Hendrik Lasure (toetsen), Ruben De Maessschalck (bas) en Casper Van De Velde (drums) spelen ook afzonderlijk en samen bij Schntzl, An Pierlé Quartet, Donder, Warm Bad en Woolvs.  Het leverde hen vorig jaar tijdens de Red Bull Elektropedia Awards de prijs voor ‘Most promising artist’ op. Vanuit hun huis in Schaarbeek tasten ze ondertussen al eventjes de grenzen van jazz af. Als Bombataz mikken ze op speelplezier en experiment en landen ze ergens tussen de groovy gekkigheid van Stuff., de tongue-in-cheek nederhop van De Jeugd Van Tegenwoordig en het geflipte van Shht.

Alles kan en mag, en quasi alles gebeurt ook effectief. En dat in het Japans, Nederlands, Frans of Spaans. Bombataz houdt geen rekening met taalbarrières of genregrenzen: ‘Moribond’ lijkt van de hand van Fulco Ottervanger te zijn, terwijl ‘Tomber du ciel’ een ballad in singer-songwriterjasje is. ‘Hi heels’ schuurt dan weer dichter aan bij de glitchy funk van Stuff. en Pomrad. De psychedelische stemvervorming en meerstemmigheid in ‘Day & night’ doen denken aan een versie van Animal Collective die meer frisdrank dan paddenstoelen op heeft.

Aan referenties dus geen gebrek, en het pleit in het voordeel van Bombataz dat het samengooien van al die stijlen en elementen niet tot een lelijke bruine brij leidt. Integendeel: de accenten van elk nummer vallen netjes op dankzij de heldere productie. De beats, drums en keys krijgen vaak het voorplan en wat lijkt op een kinderkoortje in ‘Deepfake’ of fluiten in het misleidend getitelde ‘Oerwoudblues’ is nooit prominent genoeg om te gaan ergeren. Met de vocoder-vocals en waaierende instrumentatie over een trage drumbeat in afsluiter ‘Skins’ lijken de Brusselaars zelfs een b-kantje voor Bon Ivers ‘i, i’ geschreven te hebben.

Het speelplezier en de grenzeloosheid werkt bijzonder aanstekelijk op ‘Olympics of love’. Dat spelen lijkt voorlopig belangrijker te zijn dan een ijzersterke song schrijven. Nummers die écht blijven hangen en waar we achteraf snel naar willen teruggrijpen zijn er niet. Ook op dat vlak klinkt Bombataz als een binnenspeeltuin en beperk je best je jaarlijkse bezoeken. Maar eens je er bent, beleef je wel een chaotische en kleurrijke dag.