Als je 2020 op zich nog niet ellendig genoeg vindt, kan je altijd naar break-up albums luisteren om je nog wat ellendiger te voelen. We staan niet in voor de emotionele gevolgen maar als je dan toch je emoties op de proef wilt stellen, kan je daarvoor maar beter een goeie plaat uitkiezen. Het debuut van Cartalk bijvoorbeeld, dat bevlogen gitaren als uitlaatklep verkiest. “Tenderpunk” noemt de in Los Angeles gevestigde Chuck Moore (hen/hun) het zelf, waarmee hen andermaal bewijst dat hartzeer genderoverschrijdend is. De naam van hun soloproject werd ontleend aan de vele deugddoende gesprekken die hen in auto’s voerde.
Op ‘Pass like pollen’ wordt er dus meer gepraat over gebroken harten dan over velgen en uitlaten. Moore omschrijft die gevoelens van weemoed en zelftwijfel als een ‘Noonday devil’ die voor rusteloosheid zorgt en is zich hyperbewust van alles wat hen doet of zegt (“Did my honesty scare you? / Honestly, I scare me too”). Negen nummers lang slalomt Cartalk tussen de clichés en weet daarbij de meeste te omzeilen, terwijl hen bevlogen zing en op haar gitaar ramt (check meezinger ‘Wrestling’). Het album moet vooral een herinnering zijn om zichzelf nooit meer zo te laten meeslepen in zelfverloochening, en uiteindelijk kijkt Cartalk vooral vastberaden in de achteruitkijkspiegel.
‘Pass like pollen’ staat bol van de terugblikken op wat ooit was, zowel tekstueel als muzikaal. Dat Cartalk nooit te belegen klinkt is mede de verdienste van producer Sarah Tudzin (Illuminati Hotties). Die is naast het werk met haar eigen band behoorlijk geliefd bij een nieuwe generatie singer-songwriters voor wie het allemaal wat rauwer mag klinken (zie ook Lucy Dacus, Vagabon en Runnner). In ‘Car window’ wordt de kracht van dynamiek, harmonieën en subtiele instrumentaties het best geëtaleerd, terwijl ‘Something or nothing’ naakt en intiem mag blijven.
Iets nieuws doet Cartalk niet, maar hen overtuigt wel met hun eigen draai aan het singer-songwriter-gegeven. In geen enkel nummer valt Moore te opzichtig in herhaling, en we betrappen onszelf erop dat de refreinen wel heel uitnodigend zijn om mee te zingen. Voor iemand die zichzelf vooral als songschrijver ziet en pas in de tweede plaats als muzikant, is dat zeker een compliment.