Cende gunt zichzelf weinig bewegingsruimte op debuut ‘#1 hit single’

door Mattias Goossens

Met enkele heerlijke / plonsjes-waardige singles op zak en een wel erg beloftevolle albumtitel was het Langnek-gewijs uitkijken naar de release van het debuut van Cende. De New-Yorkse band rond Porches-drummer Cameron Wisch levert zeker enkele memorabele nummers af, al valt het album net als de eerder vernoemde Efteling-attractie iets te mager uit om al te lang bij stil te staan.

Cende kan worden geklasseerd tussen de ontwapenende oprechtheid van emobands als The Hotelier en Pinegrove en de ontwapenende eenvoud van DIY-indiebands als Frankie Cosmos en LVL UP. Ik kies mijn referenties hier uiteraard niet lukraak uit: van die eerste groep leent de band de strijkers en de grootse melodieën, van die laatste lenen ze de breekbare stem van Frankie (‘What I want’) en de gitaaruithalen van Greg Rutkin. Rutkin, tevens gitarist van LVL UP, maakt vast deel uit van Cende, terwijl Frankie enkel voor de langste song van de plaat werd opgetrommeld. Zij rechtvaardigt meteen dat ‘What I want’ de enige keer is dat de groep de vierminutengrens overschrijdt, met enkele zanglijnen die perfect passen in de sound die zowel hoopvol als ten einde raad klinkt.

Dat de groepsleden groot werden in de jaren negentig, hoor je in de voorliefde voor symfonische arrangementen (Smashing Pumpkins) en robuuste testosteron-gitaren (vroege The Offspring en Green Day). Frappantste voorbeeld van dat laatste is ‘Good crime’, dat klinkt als een beloftevolle intro voor een hedendaagse punkanthem maar uiteindelijk na nog geen minuut vooral een onuitgewerkte intro blijkt te zijn. Het is de vreemde eend in de bijt die je doet afvragen of Cende niet beter wat selectiever had geweest in de nummerkeuze voor z’n debuut. Helaas laat de totale luisterduur van tweeëntwintig minuten niet veel bijkomend schrapwerk toe.

De passionele klaagzangen van Wisch raken vaak hun doel, al zoeken we tussen de nummers die we nog niet kenden tevergeefs naar een echte #1 hit. ‘Bed’, ‘What I want’ en ‘Void’ blijven wel sterke songs die we met veel plezier zien terugkomen in allerhande playlists. Wanneer we echter kritisch verder luisteren, heeft ‘#1 hit single’ als album te weinig hoogtepunten te bieden. Tel daarbij de wel erg korte albumduur, en je vraagt je af of Cende de nieuwe nummers niet beter had gebundeld op een tweede uitstekende ep, als waardige opvolger voor de titelloze eerste verzameling waarop het langste nummer tweeënhalve minuut lang was. Nog een voorbeeld van hoe de groep zichzelf aan banden legt is ‘Erase the line’, dat vol vertrouwen uit de startblokken schiet maar halfweg uitgeput richting kleedkamers trekt.

Cende heeft een voorliefde voor grootse indiepop en rijke arrangementen. De band houdt echter voortdurend de riem strak aangetrokken, waardoor ze nooit onze initiële verwondering overstijgen. Ze blijven kortom niet bijster lang hangen, en laat dat toch een van de belangrijkste eigenschappen van een echte hit zijn.