Chat Pile vertaalt Mid-Westerse pijn en vergif in het tumultueuze ‘God’s country’

door Yannick Verhasselt

Het Mid-Westen wordt, wanneer het in de media verschijnt, altijd een beetje cliché ingeblikt – zeker wanneer het politiek gerelateerd is. Achter die gemarginaliseerde mensen schuilt er echter evenwel pijn. Vervreemding van een geglobaliseerde wereld en gevoelens van verwaarlozing door het Staatapparaat sinds de deïndustrialisatie van veel regio’s zijn mensen daar niet onbekend. U herinnert zich vast ook wel de vervuilde water-crisis in het stadje Flint?

Trigger warning: Verderop in de recensie worden verwijzingen gemaakt naar suïcide.

Chat Pile tracht via negen persoonlijke verhalen de gevolgen van de verrotting van de Amerikaanse maatschappij in muziek om te zetten. In ‘Pamela’ verhaalt frontman Raygun Busch bijvoorbeeld over een man die z’n kind verdrinkt om z’n vrouw terug te pakken. Als je even in de discografie duikt van de band, zou het nummer verbonden kunnen zijn met ‘Dallas beltway’. Daarin komt een stukgelopen relatie tussen een zoon en vader evenwel op een macabere manier aan bod. Elders kruipt Busch op ‘The mask’ in de huid van een overvaller. De teksten zijn niet alleen gruwelijk angstaanjagend, Busch’s zang is ijzingwekkend.

De band vernoemde zichzelf overigens vrij clever naar de bergen van vergiftigde grond die mee naar boven werd gehaald toen er nog zinc werd ontgonnen. Ondanks de pogingen van de overheid om de toxische staat van het land op te ruimen, bleven vele dorpen verlaten achter. Net zoals de rommel die evenwel naar boven werd gehaald, laat Chat Pile in hun muziek een spoor van pure woestenij na.

De muziek van de band is echt lelijk. Al is dat éxact de bedoeling. Sinds de band in 2019 twee ep’tjes uitbracht, zetten ze de metal scene reeds in rep en roer met hun amalgaam van allerhande metalsubgenres (sludge, industrial, drone) en noise rock. Nu weten ze die hype evenwel over te brengen naar een nog breder publiek. De formule die hun eerdere werk zo goed maakte, blijft bewaard. Alleen diepte de band die sound nog ietsje verder uit.

Het beste voorbeeld daarvan is het afsluitende nummer van de plaat, waarin ze een monster van negen minuten op je loslaten. Busch is in een soort psychotische neerwaartse spiraal terechtgekomen waarin hij uitvoerig en expliciet de verschillende stappen van iemands eigen einde, trippend door de drugs, beschrijft. Ook instrumentaal is dit het meest zwaarmoedige nummer van de hele plaat. Alles komt hier op een emotieve manier samen. De gitaren rollen zo compromisloos als op ‘Slaughterhouse’, de drums blijven áltijd dreigen tot het bittere einde en Busch levert op een ongelooflijke manier z’n teksten af. Het hele nummer is een hartverscheurende kijk op iemand die zichzelf compleet ongedaan wil maken en wiens innerlijke demonen (the purple man) uiteindelijk de bovenhand van hem nemen.

We zijn allen een product van onze omgeving en samenleving. Busch en co verhalen door een verdord en vergiftigd landschap van metal en noise over de symptomen van een afbrokkelende samenleving. De band’s teksten mogen dan afschrikwekkend zijn. De spiegel die ze, vooral de Amerikaanse, samenleving voorhouden is er niet meteen eentje om sympathie te vragen (zie ook ‘Why?’ waarin de band bijzonder cynisch uithaalt hoe het mogelijk is dat er nog steeds honger wordt geleden en mensen op straat kunnen slapen in de V.S.). Indirect doen ze ons de vraag stellen hoe we een verrot systeem kunnen verbeteren.