Conway The Machine zet zichzelf een kroontje op met ‘From king to god’

door Bert Scheemaker

De kans bestaat dat deze review alweer oud nieuws is wanneer je dit leest. Conway The Machine en zijn crew van Griselda (Armani Ceasar, Boldy James, Benny The Butcher en Westside Gunn) gaan te keer als gekken dit jaar. ‘From king to a god’ is al het achtste project uit de stal dit jaar en de derde keer dat Conway The Machine zijn neus aan het venster steekt. Dit is wel het meest prestigieuze project van de rapper dit jaar. Het is zijn major label debuut en dus de kans om zich, na jaren grinden in de underground, te tonen aan een groter publiek.

Dat hoor je zeer goed op dit album. Het heeft op het eerste gehoor iets mogen kosten om dit kleinood te maken. Hoewel Daringer, de huisproducer van Griselda, hier nog altijd sterk aanwezig is, klinkt het geheel een stuk gepolijster dan we gewoon zijn van een Conway-album. Murda Beatz vinden we terug in de credits en zowel The Alchemist, Hit-Boy en levende legende Havoc leverden hun bijdrage. Het zorgt voor een gevarieerd geluid dat verder gaat dan wat we gewoon zijn. Gelukkig verliest het geheel niet de geloofwaardigheid die Conway zo hoog in het vaandel draagt. De authenticiteit die de Griselda-crew zo kenmerkt wordt op geen enkele manier aan de kant geschoven voor een radio- en publieksvriendelijk geluid. De scherpe kantjes zijn er wat van afgevijld maar de boodschap blijft intact.

‘From king to a god’ is een showcase voor het aangescherpte talent van Conway. Hij blijft zich ontwikkelen als een rapper en blijft schaven aan zijn flows en bars, zoals DJ Shay vertelt in zijn skit. De verteller Conway kan zich ondertussen bij de groten scharen en mocht hij zijn roots in New York hebben liggen in plaats van in Buffalo (wel in de staat New York), kon hij een gooi doen naar de titel van ‘koning van New York’. Want dit album heeft de feel van de bijna vergeten hoogdagen. Zijn keuzes van producers zijn slim. Niet alleen omkaderen ze hem perfect, ze zijn brengen ook de sfeer van New Yorkse rapmuziek uit de gloriedagen ietwat terug. Hetzelfde kan gezegd worden voor zijn gasten. Naast de usual suspects uit eigen huis vinden we Method Man (van de Wu-Tang Clan) en Havoc (Mobb Deep) terug, alsook de ouwe getrouwe Freddie Gibbs. Star studded dus.

Het zou al te makkelijk zijn om die fijne gastenlijst weg te zetten als een goedkope poging om streamingscijfers op te krikken. Het mag dan een vaak toegepaste tactiek zijn om mindere goden met een plat commercieel album te doen boomen, hier geeft men geen millimeter toe op het artistieke project. Bovendien staat Conway er voor gekend om het onderste uit de kan van zijn gasten te halen. Hoe lang is het geleden dat Method Man nog eens zo’n scherpe verse heeft neergeschreven? Het maakt dat ‘Lemon’ een old school, grimmig nummer is geworden. Daringer geeft het geheel die typische Griselda vibe mee en de adlibs (boom boom boom) zijn weer on point. En toch past Method Man quasi perfect in het geheel. Iets wat doorheen het gehele album opvalt. Dej Loaf tilt het from the rags to the riches-nummer ‘Fear of god’ naar een net iets hoger niveau en wie Freddie Gibbs kan strikken weet dat hij goud in handen heeft (‘Seen everything but Jesus’). Al moeten we meegeven dat we niet zo fan zijn van de matige zangkunsten van Conway op die laatste.

Een klein puntje van kritiek dus en zo zijn er slechts enkele te vinden op ‘From a king to a god’. ‘Anza’ is nog zo eentje waar we niet extreem warm van worden. Leuk dat Armani Ceasar haar dik verdiende momentje krijgt, spijtig dat het nummer toch ietwat de vreemde eend in de bijt is. Murda Beatz mag dan wel knap werk verrichten achter de knoppen, er wordt toch ietwat te nadrukkelijk gelonkt naar hitsucces, in tegenstelling tot de rest van het album. In de marge kunnen we ons vragen stellen of Conway überhaupt de chops heeft om een radiohit te schrijven, want vooralsnog ontbreekt die op zijn palmares. Het matige ‘Jesus Khrysis’ zal waarschijnlijk evenmin ons eindejaarslijstje halen.

Verder is dit album een perfecte brok rapmuziek die zowel mikt op nieuwe fans als de liefhebbers van het eerste uur. ‘Nothing less’, met icoon DJ Premier, is een knaller als afsluiter. ‘Spurs 3’ wordt gedragen door de heilige drievuldigheid Conway, Benny The Butcher en Westside Gunn. De intussen overleden DJ Shay wordt geëerd in drie skits en met ‘Juveline hell’ spreekt hij een oudere generatie hiphopfans ongetwijfeld aan. Zijn typische thema’s (drugs, het leven in de achtergestelde buurten en wapens) vinden weer overal in het album ingang en bewijzen eens te meer dan Pusha T niet de enige is die geloofwaardig is op dat vlak.

Het meest frappante aan dit album is misschien wel dat Conway The Machine dit een opwarmertje noemt. Later dit jaar verschijnt volgens de planning ‘God don’t make mistakes’, zijn eerste album op Eminem zijn label Shady Records. Twee jaar lang zou hij er al mee bezig zijn. Niet alleen is het uitbrengen van vier projecten op een jaar tijd gekkenwerk, het zet ‘From king to a god’ in zijn perspectief. Als dit het voorgerecht is, laat dan het hoofdgerecht maar komen.